De vijf van Kristien Dieltiens
‘I read a book one day and my whole life was changed’, zei auteur Orhan Pamuk ooit. Dat boeken een impact kunnen hebben, ervaren veel lezers. Maar sommige beïnvloeden, sturen of bepalen zelfs je leven. Journaliste Katrien Steyaert peilt voor deze reeks naar de 'beste vijf' van auteurs en illustratoren. Met welke boeken groeiden ze op en met welke worden ze oud? Deze keer: auteur Kristien Dieltiens.
door Katrien Steyaert
Dankzij boeken bouwde Kristien Dieltiens met eigen handen een houten huis, veranderden haar zintuigen voorgoed en drong het diep tot haar door dat je het kwade niet moet verdoezelen. ‘Ik vertel kinderen altijd de rauwe versie van sprookjes.’
1. ‘Het kleine huis in het grote bos’ – Laura Ingalls Wilder
‘Ik ben altijd een veelvraat geweest, zeker als het gaat over boeken. Ik had dan ook een moeder die veel las en altijd boeken voor mij kocht, meestal vertalingen van titels die prijzen hadden gewonnen. Ze gaf me dus kwaliteit en dat is een groot geluk geweest. Kinderen groeien op door nabootsing. Ik zag het in mijn eigen gezin en in de klas (Dieltiens gaf 35 jaar les in een Steinerschool, red.): elk spel dat een kind speelt, elk boek dat het leest, is een oefening in het leven. Zelf lees ik sinds mijn vijfde. Ik oefende met woorden schrijven op de rug van mijn zus, met wie ik in één bed sliep. Ik ben heel zintuiglijk, en via de tastzin gingen woorden meteen heel diep bij mij.
Een jaar of twee later was de reeks van Laura Ingalls Wilder werkelijk een openbaring. Ik raakte zo geïnspireerd door bijvoorbeeld Het kleine huis in het grote bos dat ik achteraan in onze tuin mijn eigen kleine huis bouwde, met planken en alles wat ik kon stelen op de bouwwerven in onze wijk. De Ingalls, de Amerikaanse kolonistenfamilie over wie Wilder schreef, waren altijd met hun handen bezig. Ook in die zin vormden deze boeken mij. Ik ben altijd in de weer, ik laat niets verloren gaan. Met het kleinste lapje stof naai ik voor mijn kleinkinderen een poppenkleed.
Aan mijn zes kinderen heb ik Wilders tijdloze reeks zodanig voorgelezen dat ze het zich nog altijd herinneren. De Ingalls waren altijd samen, in hun huifkar of kleine huis, en dat geborgen gevoel wilde ik mijn kinderen voor altijd meegeven.’
2. ‘Het verborgen leven van bomen’ – Peter Wohlleben
‘Wilders boeken waren het begin van mijn verbondenheid met en respect voor de natuur. Die keren vaak terug in mijn eigen boeken, bijvoorbeeld in Drakendal – van een jongen die geen twijgje meer wilde zijn (uit 2018, red.). Ik had het al grotendeels geschreven toen ik op Peter Wohllebens boek botste. Het gaf me de prachtige gewaarwording die je als kind kunt hebben: dat de schrijver alles zegt wat je al had gedacht en gevoeld, maar niet had geweten. Zo vertelt Wohlleben over hoe bomen onderling met elkaar communiceren – iets wat hij merkte nadat hij er als houtvester te veel had moeten omhakken – en over hoe alles in de natuur samenhangt. Hij leerde me op een andere manier waarnemen.
Achteraf hoorde ik dat hij tijdens het schrijfproces veel getwijfeld heeft. Dat herken ik. Bij elk nieuw boek moet ik mezelf heruitvinden. Het is alsof ik een puzzel met duizenden stukjes krijg, maar het deksel van de doos kwijt ben. Op een bepaald moment begint alles toch in elkaar te passen, zo goed zelfs dat ik euforisch word. Waarna een goede redacteur me weer met mijn voeten op de grond moet zetten. (lacht)
Wohlleben heeft geen geitenwollensokkenboek geschreven, ook al valt hij terug op de geesteswetenschappen. Die wereld van alles wat we niet kunnen bewijzen spreekt mij heel erg aan. Ik ben een agnost, maar ik heb de glans van het mysterie nodig. Ook als ik schrijf, wil ik het ongesprokene woorden geven. Ernaar blijven zoeken is een deel van de bekoring van het leven. Zonder zou ik doodgaan.’
“Het boek gaf me de prachtige gewaarwording die je als kind kunt hebben: dat de schrijver alles zegt wat je al had gedacht en gevoeld, maar niet had geweten.”
3. De sprookjes van Jacob en Wilhelm Grimm
‘“Lees je nog eens voor uit het gouden boek?”, vraagt mijn kleindochter geregeld. Dan wijst ze naar het sprookjesboek dat ik al heb sinds ik zelf een kind was en dat ik onlangs herstelde en van een gouden kaft voorzag. Het is misschien wel het belangrijkste boek van mijn leven, en niet vanwege de prinsen en prinsessen. In mijn puberjaren droomde ik wel van verliefd worden op een knappe vent, maar het waren vooral de morele waarheden die diep bij mij binnendrongen. Zo gaat Sneeuwwitje in wezen over het gevecht tussen een boven- en een onderwereld. De prins staat symbool voor het hogere in de mens, terwijl de dwergen meer het driftmatige in ons vertegenwoordigen. De vraag is: wie van hen wint?
Deze verhalen ontstonden in een tijd dat de mensen nog niet zoals wij een bewustheidsziel, maar meer een gevoelsziel hadden. Ze spraken in beelden als ze iets wilden doorgeven, bijvoorbeeld over goed en kwaad. Van de flauwe, geromantiseerde herschrijvingen van deze sprookjes word ik dan ook kwaad. Ik vertel kinderen altijd de rauwe versie. Ja, er is het kwaad, maar daardoor hebben we ook de kans om te kiezen voor het goede.
In mijn eigen werk zal ik het kwaad nooit verdoezelen, maar je zult me ook niet betrappen op boodschapperigheid. Daar heb ik lak aan. Een goed boek, zoals dat van de Grimms, heeft geen boodschappen nodig om je toch te laten nadenken over emoties, over diversiteit, over falen en weer opstaan. Alleen al daarom zou in elke school een halfuur voorlezen per dag verplicht moeten zijn.’
“Een goed boek heeft geen boodschappen nodig om je toch te laten nadenken over emoties, over diversiteit, over falen en weer opstaan. Alleen al daarom zou in elke school een halfuur voorlezen per dag verplicht moeten zijn.”
4. ‘Suikerspin’ – Erik Vlaminck
‘Bij de eerste lezing is een goed boek voor mij als een roetsjbaan: ik wil zo snel mogelijk het verhaal achter de kiezen hebben. Als ik merk dat ik het een halfjaar later nog altijd aanraad aan anderen, ga ik het zelf herlezen. Sommige passages lees ik zelfs twee of drie keer om te genieten van de muzikaliteit en het ritme. Ik had dat heel sterk met Suikerspin van Erik Vlaminck, iemand die ik echt mis in de lijstjes van BV-auteurs. Hij heeft zo’n schone, authentieke stem.
Erik is allesbehalve een intellectuele schrijver – hij doet alles vanuit het hart – en toch weet hij precies wat hij met woorden moet doen. Hij gebruikt ze om de antihelden van wie hij zo houdt tot leven te wekken. Het zijn personages die door hun niet-kunnen of hun zwakte net enorm boeiend worden. Zo bestaat de familie kermisuitbaters in Suikerspin uit marginale figuren, die een Siamese tweeling te kijk zetten, en tegelijk zet Erik je als lezer op het verkeerde been, want er blijkt nog een heel verborgen leven achter te zitten. Ik hou erg van dat soort duistere intriges.
Tegelijk heeft het boek een bedekte humor, een laconieke stijl die ik ook terugvind bij collega’s als Evelien de Vlieger. Ik heb mijn eigen taal, maar ik deel met Erik en Evelien wel mijn behoefte om een soort lichtheid te brengen en om te zoeken naar de schoonheid van het imperfecte. Wat echt schoon is, blinkt uit zichzelf al. Het is net wat onaf en altijd in beweging is dat we moeten blijven opzoeken en onder woorden proberen te brengen.’
5. ‘De twaalf zintuigen’ – Albert Soesman
‘Ik ben allesbehalve een zwever en haak bij een hoop antroposofieboeken af. Er is één uitzondering: het boek dat de Nederlandse huisarts Albert Soesman eind jaren zeventig aan de twaalf zintuigen wijdde. Je leest het goed: geen vijf, maar twaalf. Hij verbindt die zintuigen met de kosmos en de tekens van de dierenriem. Over die laatste heb ik niet echt een visie, maar dit boek leerde me wel intenser kijken naar mijn zintuigen. Het deed me stilstaan bij vragen als: Wat voel je als je een steen aanraakt: de steen of je eigen huid? Onze reukzin verbindt Soesman dan weer met moraliteit, iets wat je nog ziet in onze taal, denk maar aan uitdrukkingen als ‘Er zit een geurtje aan’ of ‘Het zaakje stinkt’.
Ik vond het allemaal heel verfrissend en kreeg al lezend een dieper respect voor alles waaruit we bestaan. Een van mijn zonen zweert bij wetenschappelijke bewijzen, dus dit zou niets voor hem zijn, maar voor mij is het een topboek. Het vergrootte mijn wereld en ontdeed alledaagse ervaringen van hun alledaagsheid. Het raakte weer aan mijn band met het verborgen leven en dat stukje kinderlijke onbevangenheid dat ik behouden heb. Als een boek daarin slaagt en me mijn omgeving laat vergeten dan is dat voor mij de perfecte leesbeleving. Ik kan het ook hebben als ik schilder of muziek beluister: ik kom in zo’n staat van rust dat ik heel diep en echt aanwezig ben.’
“Als ik schilder of muziek beluister, kom ik in zo’n staat van rust dat ik heel diep en echt aanwezig ben.”
Deel dit artikel: