De vijf van Joke van Leeuwen
‘I read a book one day and my whole life was changed’, zei auteur Orhan Pamuk ooit. Dat boeken een impact kunnen hebben, ervaren veel lezers. Maar sommige beïnvloeden, sturen of bepalen zelfs je leven. Journaliste Katrien Steyaert peilt voor deze reeks naar de 'beste vijf' van auteurs en illustratoren. Met welke boeken groeiden ze op en met welke worden ze oud? Deze keer: auteur en illustrator Joke van Leeuwen.
door Katrien Steyaert
De hoofdrollen in Joke van Leeuwens oerboeken zijn weggelegd voor een beer met humor, bad girls en denkers die de dingen durven omkeren. ‘Als boeken ooit dichtbij me waren, bijvoorbeeld in een eenzame periode, dan hou ik ze mijn leven lang bij.’
1. 'Winnie de Poeh' – A.A. Milne en Ernest Shepard (ill.)
‘Ik was een observerend kind, een denkertje. Misschien dat daarom Teigetje mijn favoriete Poeh-personage was: hij kon mijn hyperactieve tegenpool zijn. Een broer van mij voelde zich meer als Iejoor, een beetje misbegrepen en zo. Thuis is er vaak voorgelezen aan alle zes de kinderen tegelijk – heel gezellig. En of je nou de jongste of de oudste was, je kon uit Milnes verhalen altijd halen waar je zelf aan toe was. Dat wil ik heel graag bereiken als ik een kinderboek maak: dat lezers van alle leeftijden het kunnen delen.’
‘We speelden thuis ook met z’n allen ‘Poeh-takje gooien’, naar een scène uit het boek waarop alle dieren van op een bruggetje een takje in het water gooien. Het takje dat eerst onder de brug door komt, wint. Ik leerde het later aan mijn zoon, die ik ook lang voorgelezen heb. Op die manier geef je iets door en tegelijk beleef je een warm samenzijn.’
‘Ik vergeet nooit hoe mijn moeder, wanneer ze over Poeh voorlas, soms zo moest schaterlachen dat je haar niet meer verstond. De beer zijn humor is dan ook bijzonder. Hij bezit bovendien een soort naïeve wijsheid. Zijn belevenissen vertellen via de dieren veel raaks over het gedoe van mensen.’
‘Het sprak me allemaal veel meer aan dan de tuttige meisjesboeken uit mijn jeugd. Dan schreef ik liever zelf avonturenverhalen, bijvoorbeeld over een jongen en een meisje die op de rug van een walvis de wereldzeeën bevoeren. Tot mijn elfde ben ik zelf niet in het buitenland geweest, maar in je fantasie kun je zo ver reizen als je wil.’
“Of je nou de jongste of de oudste was, je kon uit Milnes verhalen altijd halen waar je zelf aan toe was. Dat wil ik heel graag bereiken als ik een kinderboek maak: dat lezers van alle leeftijden het kunnen delen.”
2. 'De verhalen' – Belcampo
‘Ook als puber was ik op zoek naar verhalen die een bredere wereld openden. Dat verklaart mee waarom Belcampo rond mijn vijftiende mijn lievelingsschrijver werd. Ik had zijn werk gewoon thuis gevonden, in de rijke boekenkast van mijn ouders.’
‘In Nederland is onlangs een treinstel naar Belcampo vernoemd, maar ik weet niet of hij überhaupt nog gelezen wordt. Ten onrechte, want zijn verhalen (vanaf 1934, red.) zijn origineel en verbeeldingrijk, bijna surrealistisch zelfs. Zo herinner ik me er één over mensen die in een ver buitenland gegidst worden naar een kloof waarin maar een uur per dag zon valt. De bewoners aanbidden die smalle lichtstrook en ontvangen de bezoekers met open armen. Maar op een dag ontdekken die in een grot allerlei spullen van reizigers die het niet meer kunnen navertellen. Die ideale samenleving waarin ze dachten beland te zijn, blijkt net het tegenovergestelde. Dat soort prachtige ideeën vind ik erg verrassend en betekenisvol.’
‘Mijn manier van denken is altijd een beetje tegendraads geweest. Toen we op school een instrument moesten kiezen en iedereen voor piano ging, koos ik dat net niet. Daar heb ik nu spijt van, maar ik wilde niet doen wat iedereen deed. Dat ik als Nederlands meisje in Brussel terechtkwam – op mijn dertiende verhuisden we van ons Gelderse dorp naar de Belgische hoofdstad – zette me natuurlijk nog meer aan het denken over wat anders is dan anders. Door die eigenzinnigheid heb ik in mijn werk iets kunnen toevoegen, geloof ik, en dat vind ik prettig.’
3. 'Zelfportret als legkaart' – Hella Haasse
‘Een boek dat me gesterkt heeft, is Zelfportret als legkaart. Toen ik het las, was ik bijna achttien en zat ik op studentenkamers in Antwerpen. Er waren er maar weinig van mijn leeftijd die dat deden, dus het was een vrij eenzame periode. Gelukkig had ik dit boek dichtbij me.’
‘Haasse vertelt erin hoe ze opgroeide in Nederlands-Indië, maar daar niet geïntegreerd raakte omdat haar omgeving vond dat ze Nederlands moest blijven. Ze keerde uiteindelijk naar onze contreien terug in een heftige tijd, vlak voor de Tweede Wereldoorlog. Daar word je natuurlijk zelfstandig van.’
‘Wat me ook veel denkstof bood, was wat Haasse schreef over de rol van vrouwelijk kunstenaar. Als je in haar generatie niet uitkeek, werd je binnen de kortste keren huisvrouw. Haasse trouwde wel, maar bleef knokken voor haar schrijverschap. Ik trouwde zelf vrij jong en moest me ook toen nog teweerstellen tegen de clichérollen die je opgelegd kreeg als vrouw. Zo herinner ik me meesmuilende reacties op het feit dat ik mijn eigen naam wilde behouden. Op zich heb ik nooit gezocht naar mentoren – het verhaal gaat dat ik als jong kind al zei: 'Zelf doen' – maar ik was dankbaar voor Haasses relaas, dat bovendien goed geschreven was.’
‘Anders dan zij schrijf ik niet om mezelf te leren kennen. Ik denk dat ik mezelf aardig ken. Ik ben ook geen ik-schrijver. Ik bewaar wel wat uitgeschreven herinneringen in een mapje, maar niet om er ooit iets van te maken. Mocht natuurlijk een serie als Privé-domein aankloppen, dan zou ik toch drie keer nadenken.’ (lacht)
“Ik schrijf niet om mezelf te leren kennen. Ik denk dat ik mezelf aardig ken. Ik ben ook geen ik-schrijver.”
4. 'Twisted Sisters: A Collection of Bad Girl Art' – Diane Noomin (red.)
‘Ongelooflijk eigenwijze vrouwen die lekker bezig zijn. Zo zou ik deze Engelstalige verzameling kunnen samenvatten. Het bevat cartoons en strips in uiteenlopende stijlen, sommige zijn hard en over the top, andere vol zelfspot, zoals die van M. K. Brown. Ik ga natuurlijk mijn eigen gang, maar het is wel leuk om te kijken naar anderen die goed bezig zijn. Zo zag ik laatst nieuw werk van Sylvia Weve, in haar snelle, heerlijk eigenzinnige stijl. Ze zou best bij de bad girls passen. Ik zou het zelf ook niet erg vinden om erbij te horen.’
‘Ik heb weleens gedacht aan een bundeling rond humor en vrouwen, maar dan had ik me te veel in een reservaat gevoeld. Het is nochtans nog altijd nodig. Toen onlangs een vrouw Humo’s Comedy Cup won, schreef een recensent over positieve discriminatie. Al mocht hij verder zijn mening hebben, ik won veertig jaar geleden al zo’n prijs.’
‘Vrouwen krijgen en grijpen vandaag meer kansen, en toch lijkt men nog niet altijd te beseffen dat het voor vrouwelijke artiesten echt wel moeilijker is. Toen ik de AKO kreeg – en dat is maar vijf jaar geleden – zie een oudere collega: 'Ze schrijft aardige kinderboeken, dat moet ze maar blijven doen.' Het is die neiging om vrouwen kleiner te maken. In mijn relationele leven moest ik het ook meerdere keren meemaken. Je kunt het niet veralgemenen, maar het is ook geen onzin als ik zeg dat er mannen zijn die er niet helemaal tegen kunnen dat vrouwen ook goed kunnen zijn. We blijven dus twisted sisters nodig hebben.’
“Vrouwen krijgen en grijpen vandaag meer kansen, en toch lijkt men nog niet altijd te beseffen dat het voor vrouwelijke artiesten echt wel moeilijker is. Je kunt het niet veralgemenen, maar het is ook geen onzin als ik zeg dat er mannen zijn die er niet helemaal tegen kunnen dat vrouwen ook goed kunnen zijn.”
5. 'Kritiek van de cynische rede' – Peter Sloterdijk
‘Een goed boek gaat verder dan zelfbevestiging, het geeft je ook nieuwe gedachten. Net dat loswrikken van je vaste manier van denken is waar Sloterdijks werk om draait. Ik kocht het ooit voor mijn broer die in Australië woont. In de vlucht ernaartoe bleef ik er maar in lezen omdat ik het zo spannend en interessant vond, inhoudelijk maar ook qua beelden.’
‘Het dikke, tweedelige boek is niet makkelijk samen te vatten, maar als ik er iets mag uithalen, is het het verschil tussen cynisme en kynisme. Het eerste slaat op een houding waarbij je weet dat allerlei dingen niet goed zitten, maar je ze toch blijft doen, uit eigenbelang of vooringenomenheid. Daartegenover plaatst Sloterdijk kynisme, waarbij je, wars van heersende regels en aannames, gaat voor omkering en inzicht. Het lijkt me anno 2019 belangrijker dan ooit om oordelen en schijnbelangrijkheden af te pellen.’
‘Dat doe je vooral door te luisteren. En door ogenschijnlijk kinderlijke vragen te stellen. Een kind is misschien naïef, maar kan wel wezenlijke dingen aanraken. Als volwassene leer je je neer te leggen bij “Het is wat het is”, maar Sloterdijk betoogt dat we ons beter wat vaker kinderlijker zouden afvragen: “Maar waarom is het wat het is? Kan het niet anders?”’
‘Mijn levenshouding is er ook een van loswrikken. Zogezegd gearriveerd zijn, vind ik oninteressant. Waarom zou ik blijven wandelen op paden die ik al ken? Ik ben niet bang dat ik die filosofie ooit kwijtraak, nee. Ik leef nu toch al behoorlijk lang en ik heb ze nog steeds.’
Deel dit artikel: