De vijf van Jean-Claude Van Rijckeghem
'I read a book one day and my whole life was changed', zei auteur Orhan Pamuk ooit. Dat boeken een impact kunnen hebben, ervaren veel lezers. Maar sommige beïnvloeden, sturen of bepalen zelfs je leven. Journaliste Katrien Steyaert peilt voor deze reeks naar de 'beste vijf' van auteurs en illustratoren. Met welke boeken groeiden ze op en met welke worden ze oud? Deze keer: auteur en scenarioschrijver Jean-Claude Van Rijckeghem.
door Katrien Steyaert
1. ‘Asterix als legioensoldaat’ – René Goscinny, ill. Albert Uderzo
‘Het enige waar ik als kind op school echt goed in was, was in talen, waarschijnlijk omdat mijn moeder me aanmoedigde om het Frans van haar vader te leren. Mijn meest bijzondere herinnering op dat vlak is hoe wij samen de Franse albums van Asterix en Obelix lazen. Sowieso was ik tijdens mijn jeugd in de jaren 70 gefascineerd door strips – ik bleef er altijd bij hangen in de supermarkt als mijn ouders daar op vrijdagavond inkopen deden – maar ik was toch het meest geobsedeerd door de verhalen van Goscinny. Voor mij is hij een van de grootste komische talenten tout court. Altijd zocht hij naar hoe hij zijn personages nog kleurrijker of obsessiever kon maken. Zo belanden onze dappere Galliërs in Asterix als legioensoldaat in het vreemdelingenlegioen, waar de kantinechef alleen maar kan denken aan hoe hij lekker eten moet maken voor die Bretoense rekruten die everzwijn willen. Er is een Egyptenaar die in hiëroglyfen spreekt en een Belg die altijd verkleinwoorden gebruikt – krankzinnig geestig!’
‘Ik heb dit ook altijd het leukste album gevonden omdat het de absurditeit van het leger blootlegt. In die zin zijn veel strips parodieën op onze maatschappij en werken ze voor alle leeftijden. Dat besefte ik nog niet in mijn puberteit, toen ik aan mijn eerste vriendinnetje niet durfde te zeggen dat ik nog altijd geabonneerd was op het striptijdschrift Robbedoes. Ik had nochtans al veel aan het medium gehad. In de lagere school was ik bijvoorbeeld een stuk kleiner en magerder dan de rest, maar ik trok me op aan Asterix. Als onderdeurtje wordt hij toch de held omdat hij snugger is.’
“Ik heb al veel aan strips gehad. In de lagere school was ik bijvoorbeeld een stuk kleiner en magerder dan de rest, maar ik trok me op aan Asterix. Als onderdeurtje wordt hij toch de held omdat hij snugger is.”
2. ‘Geef me de ruimte’ – Thea Beckman
‘Als ik één punt van kritiek op strips had, is het dat ze vroeger meestal rond mannen draaiden. Dat stoorde me, waarschijnlijk omdat ik in het eerste leerjaar de enige jongen in een meisjesklas was – dat is tenminste de theorie van mijn zus. (lacht) Hoe dan ook, van bij mijn debuut, Jonkvrouw, neem ik het standpunt in van historische vrouwen die hun mannetje konden staan. Ook in mijn laatste boek, Onheilsdochter, kijk ik door de ogen van een meisje: een novice die terechtkomt in het Denemarken van de negende eeuw. De kiem voor die aanpak ligt, denk ik, bij Thea Beckman, die er mee voor zorgde dat ik naast strips ook boeken ging lezen.’
‘Mijn hart ligt het meest bij Geef me de ruimte omdat ik zo meeleefde met Marije, een Brugs meisje dat tegen de achtergrond van de Honderdjarige Oorlog (1337 tot 1453, red.) aan haar gearrangeerde huwelijk ontsnapt in de hoop een verrijkender leven te gaan leiden. Dat lukt ook als ze in Frankrijk de troubadour Berton de Fleur leert kennen en met hem gaat optreden. Van Marije leer je dus dat het misschien gemakkelijk is om je neer te leggen bij een situatie, maar dat het ook kan lonen om te vechten voor een alternatief.
De sympathie die Beckman weet te wekken voor haar personages, gecombineerd met de manier waarop ze net voldoende historische informatie geeft en je als lezer meeneemt door wisselende landschappen – ook in het echte leven doe ik niets liever dan met de trein door weidse Franse landschappen reizen – maakt dat haar werk me blijft inspireren. De cirkel was dus mooi rond toen ik vorig jaar voor IJzerkop de Thea Beckmanprijs kreeg.’
3. ‘Tijl’ – Daniel Kehlmann
‘Ik was erg nerveus toen ik IJzerkop aan mijn dochter voorlegde, want zij is gay, net als mijn hoofdpersonage. Gelukkig was ze enthousiast, maar het blijft iets om over na te denken: mag ik in de huid van elk personage kruipen en hoe doe ik dat best? Als je historische romans schrijft, is het een extra valkuil dat je een 21ste-eeuwse vertelstem zou gebruiken, terwijl je moet denken en voelen zoals personages uit het verleden. Ik let daar erg op in de eerste versie van mijn boeken. Pas later werk ik op de stijl.’
‘Een auteur die beide moeiteloos combineert, is Daniel Kehlmann, die ik leerde kennen dankzij zijn sublieme boek Tijl. Daarin schoof hij de legendarische figuur van Tijl Uilenspiegel heel slim een eeuw door, naar de tijd van de Dertigjarige Oorlog. Hij beschrijft de gruwel, de godsvrees en de redeneringen van de 17de-eeuwers erg tastbaar, en toch is dit geen zwaar boek, want de meester-grappenmaker Tijl ziet het absurde in elke situatie. Wanneer de koningin van Bohemen hem op zijn oude dag naar Engeland uitnodigt, waar hij, zo zegt ze, tenminste in een bed kan sterven, antwoordt hij: “Weet u wat nog beter is? Niet sterven!”’
‘Hij wordt de entertainer van zowel de vorsten als de gewone stervelingen, en door hun ogen ontdek je ook zijn oplichterij en stommiteiten. Een mythisch figuur wordt op die manier menselijk gemaakt door de schrijver, die zelf een soort oplichter is, want je vraagt je af wat hij je zoal wijsmaakt, net zoals je vandaag fake news probeert te detecteren. Het maakt van Tijl een zeer actueel, speels verhaal dat helder gecomponeerd is door een unieke auteur.’
“Het blijft iets om over na te denken: mag ik in de huid van elk personage kruipen en hoe doe ik dat best? Als je historische romans schrijft, is het een extra valkuil dat je een 21ste-eeuwse vertelstem zou gebruiken, terwijl je moet voelen zoals personages uit het verleden. ”
4. ‘The Cider House Rules’ – John Irving
‘De indrukwekkendste boeken moedigen me aan om als schrijver nog meer de personages uit te diepen waar ik zo van hou: de kwetsbaren, de anti-helden. Er is geen universum waarin die zo gedijen als in dat van John Irving. Ik ben al sinds mijn twintigste wild van zijn werk, maar ik vind The Cider House Rules zijn meest voldragen, gefocuste roman. Misschien komt dat doordat het voor Irving zo’n persoonlijk boek was: hij wou er zijn grootvader trots mee maken. Die man was een verloskundige die al in de jaren 40 en 50 in zijn handboeken schreef dat zwangere vrouwen die hun kind niet willen altijd een manier zullen zoeken om abortus te plegen, vaak op gevaar van eigen leven. In een hallucinante scène beschrijft Irving zoiets, en daarmee maakte hij zijn roman politiek. Zeker in de VS blijft het debat hard woeden.’
‘Tegelijk gaat het om de bildung van Homer Wells, een vondeling en de pupil van de knorrige Dr. Larch die als aborteur zoveel mogelijk vrouwen wil helpen. Homer blijft het echte leven maar uitstellen, maar vindt uiteindelijk een mentor in Melony, het leukste personage van heel het boek. Deze struise vrouw breekt op een gegeven moment uit frustratie een schuur af, eigenhandig! Zo vermengt Irving altijd tragiek met humor, en daarin is hij voor mij absoluut een voorbeeld. Ik kan niets schrijven dat geen onderliggende boodschap heeft, maar zonder humor lukt me ook niet. In het leven is het toch ook nooit zwart of wit, en voel je je toch ook nooit alleen maar verschrikkelijk of alleen maar geweldig? Nee, we pendelen tussen de lach en de traan.’
“De indrukwekkendste boeken moedigen me aan om als schrijver nog meer de personages uit te diepen waar ik zo van hou: de kwetsbaren, de anti-helden.”
5. ‘Hamnet’ – Maggie O’Farrell
‘Ik krijg het nog moeilijk als ik terugdenk aan de eindscène van Hamnet, waarin alle hoop, rouw, liefde en verdriet in één fantastische beweging samenkomen. Alleen al daarom is dit de historische roman waarnaar ik de laatste jaren het meest opkijk, samen met Tijl. Hij herinnert me eraan hoe helder en zintuiglijk ik moet schrijven zodat lezers het verhaal willen blijven proeven en voelen. O’Farrell slaagt daar prachtig in.'
'Maar er is meer. Ze brengt je binnen in de geest van Agnes Hathaway, de wederhelft van Shakespeare. Het interessante is dus dat de protagonist niet de beroemde schrijver is, maar weer een underdog: zijn ongeletterde, maar volgens O’Farrell o zo boeiende vrouw. Als hun elfjarige zoontje Hamnet sterft aan de pest, denkt Agnes dat haar man daar minder diep om rouwt dan zijzelf, maar dan schrijft hij Hamlet. Volgens O’Farrell is het geen toeval dat het stuk bijna dezelfde naam als het jongetje draagt en dat het de meest prangende vragen over de dood stelt. Waardoor je als lezer dus het grootste Engelse toneelstuk ooit voor altijd anders gaat zien. Dat deze schrijfster zo’n epiloog aan de wereldliteratuur toevoegt, is ronduit fenomenaal. Ik deed het boek cadeau aan mijn dochter en ze was er even ondersteboven van als ik.'
'Als vader van drie kan mijn leven nogal ingewikkeld zijn, maar ik probeer elke avond te gaan wandelen, het liefst met een audioboek in mijn oren. Hamnet heb ik zo twee keer beluisterd. Het zoog me zodanig op dat ik soms struikelde en half gekneusd thuiskwam. Maar voor de beste boeken heb ik dat graag over.’
“'Hamnet' herinnert me eraan hoe helder en zintuiglijk ik moet schrijven zodat lezers het verhaal willen blijven proeven en voelen. ”
Deel dit artikel: