De leeswereld van Radna Fabias
‘Lezen is denken met andermans hoofd’, zei Schopenhauer. Maar wat zoeken we in dat andere hoofd? Is het rust, verstrooiing, kennis? Dit is Leeswereld, een interviewreeks over de rol van lezen, over schoonheid, over taal. Deze aflevering: Radna Fabias, dichteres.
door Matthias M.R. Declercq
Er moet al erg veel water naar de zee vloeien wil een poëziedebuut enige reuring veroorzaken in de letteren. Altijd opnieuw vangt proza het meeste licht. Dat is anders bij de overrompelende dichtbundel van de Radna Fabias. Habitus heet de bundel en de impact van het werk is danig groot dat de Nederlandse haar job heeft opgezegd bij de educatieve uitgeverij waar ze werkte, en nu op pad is om voor te dragen uit haar werk en te praten over poëzie, over het hoofd en het vlees, over aarden en vervreemden.
Met prijzen wordt ze overladen: de C. Buddingh’-prijs voor het beste debuut (‘Deze poëzie is vlezig, goddelijk vunzig soms, en breekt de Hollandse dichtkunst weergaloos open, rekent af met het veilige vers’), de Herman de Coninckprijs voor de beste bundel van 2018 (‘Deze dichter reikt over de grenzen van het geslacht heen, ze pelt de schil van de mens en maakt iedereen gelijk. Het is poëzie met borsten en ballen’) en ook literair tijdschrift Awater kende haar de jaarlijkse Poëzieprijs toe (‘Rauw én lyrisch, bezwerend, narratief en ritmisch’).
‘Mijn god, wat een ervaring’, zegt ze op het terras van een Brussels hotel. Ze steekt een sigaret op en wrijft over haar gekreukte, bekladde, bevlekte bundel. Fabias is geboren op Curaçao, belandde als tiener in Nederland en dissecteert de werelden waarin zij zo moeilijk aardde. De bundel gaat over seksualiteit, over vrouwen, over status, over geweld, over verdringen. ‘Ik heb geprobeerd iets open te breken.’
Transistor
‘Natuurlijk gebruik ik woorden om grip te krijgen op de wereld. Het zijn de woorden, de verhalen, de boeken, die mij vroeger ook staande hielden. In Curaçao groeide ik op in een heel roerig, hectisch huis. Er was altijd veel volk, veel zintuiglijke input, de telenovelles op de televisie, de radio, de parkiet, de honden, de buren, de mensen op straat en mijn dove oudoom die een loeiharde transistorradio tegen zijn oor gedrukt hield. Ik ontdekte dat boeken me afsloten van die drukte, ontdekte dat ik me te midden van het kabaal en de hectiek toch kon afzonderen. Ik las alles, zocht overal letters, las zelfs handleidingen, verpakkingen en ook de Bijbel, toen mijn moeder zich bekeerde tot de Pinkstergemeente en ik zo voor het eerst met retoriek in contact kwam. Nog altijd is lezen een vanzelfsprekendheid. Waarom drinken we ’s morgens koffie? Ik weet het niet, maar we doen het, het voelt goed. Iedere dag moet ik lezen,
al is het maar een kort stukje, het is van mij.
Lezen hielp als kind ook om te ontspannen aan de beklemming van het eiland. Curaçao is een eiland van maar 444 vierkante kilometer. Dat is bijzonder klein, helemaal omgeven door water. Ik voelde me daar opgesloten en kon dankzij boeken naar een andere wereld reizen. Maar dat snijdt natuurlijk ook, omdat zulke verhalen je eigen situatie benadrukken.
Reve
‘Mijn leeswereld was niet afgestemd op mijn leefwereld. Omdat Curaçao nog altijd gelieerd is aan Nederland kregen we op school het werk van o.a. Reve en Mulisch in de maag gespitst. Dat is bevreemdend. Dan zit je op een eiland voor de kust van Venezuela en lees je over een land dat je niet kent, waarin je ook niks herkent en dat duizenden kilometers ver ligt. Het zit in de details. Winters en autosnelwegen kende ik bijvoorbeeld niet. In die literatuur voel je ook de Europese middenklasse en ook die was mij toen vreemd. Mijn socio-economische achtergrond had niks van doen met de wereld die zij beschreven. Ik miste mijn eigen wereld in boeken.
Die verhalen verschilden zodanig van mijn eigen leven, dat ik me vragen stelde, wat ook wel nuttig was. Ik had liever gewild dat niet zo’n groot gedeelte van mijn leeservaringen vervreemding veroorzaakte. Herkenning naast vervreemding was beter geweest. Een deel van dat gemis werd gelukkig opgevangen
toen ik ook andere boeken dan die uit het curriculum las, hier en daar ondersteund door een oplettende docent.
Zo bracht ik uren door in de openbare bibliotheek, las ontzettend veel boeken, merkte daarbij onder andere op hoeveel er in mijn omgeving niet besproken werd, maar wist dat pas veel later te benoemen. Of het nu over de seksualiteit van de vrouw gaat, over de rol van de vrouw, over geweld, over armoede en het verhullen van armoede en het geforceerde optimisme: er was veel wat ik niet kwijt kon en ik had onvoldoende woorden om te communiceren waar ik mee zat. ‘Ik moet hier weg’, besefte ik al gauw. Naar de Verenigde Staten, of naar Zuid-Amerika. Het werd uiteindelijk Nederland en ook daar aardde ik niet.’
Uitsluiting
‘Aangekomen in Den Haag durfde ik me eerst niet te vertonen in cafés en theaterzalen. Dat was mijn wereld niet, het voelde soms alsof ik er geen recht op had. En ik had er eerst ook het geld niet voor. Of vrienden om mee op te trekken. Het leek ook wel of iedereen een andere taal sprak. Migratie is in veel opzichten wreed. Overdag zat ik onafgebroken in de openbare bibliotheek. Er zat geen lijn in mijn lezen. Het was instinctief, impulsief springen van het ene naar het andere onderwerp. Ik las steeds over het denken, hoe er in de Europese en Noord-Amerikaanse literatuur zoveel zorg is voor de geest, voor het doorgronden daarvan, maar ik wilde naar het vlees. Ik wil dat nog altijd. Ik wilde het hoofd en ik wilde het vlees, liefst in een taal die niet alleen gevolgd kan worden door mensen met bergen culturele bagage.
Ik begrijp nog altijd niet hoe hier soms over uitsluiting wordt gesproken in een taal die hele groepen mensen op die manier al uitsluit. Niet dat het die groepen aan intelligentie ontbreekt, echt niet, maar veel mensen zijn gewoon niet thuis in die taal. Enfin. Zoveel hoofd, zo weinig vlees. Ik begreep zo weinig van wat er gebeurde, van wat ik zag en voelde, van hoe mensen zich tot mij verhielden en ik schreef het op. Het leven op Curaçao, het leven in Nederland, het vrouw zijn, het vlees. Aan het werk van de Franse socioloog Pierre Bourdieu heb ik veel gehad, maar ik dacht ook: ‘En de mensen dan? Hun lichamen? Hun gepruts? De pijn? Hoe ziet de reproductie van leed en geweld er dan uit als je van de abstractie naar het vlees gaat?’ Habitus is een poging om de ogenschijnlijke onverenigbaarheid van die werelden, die talen en mijn ervaringen op die plekken op te heffen.’
Klauwen
‘Er zijn nu ook reacties die ik niet zag aankomen. Mensen spreken mij soms aan als een woordvoerder. Dat ben ik nadrukkelijk niet. De schaarste van het aantal stemmen met mijn achtergrond in het literaire veld zorgt voor een gretigheid om datgene wat er dan wel verschijnt ook snel te claimen. Maar neen, ik spreek niet voor alle zwarte mensen, ik spreek niet voor alle vrouwen of alle migranten, of alle mensen die niet in weelde zijn opgegroeid. Ik kan niet iedereen representeren. Ik breng alleen mijn stem naar voor en hoop dat er meer stemmen volgen. Opdat die de literatuur vervuilen, aanvullen, ontwrichten. Ondertussen probeer ik alle lof, het claimen, de berispingen die daarop volgen en de zure reacties à la ‘proficiat meisje, van bijstandstrekker naar subsidietrekker’ van mijn schrijftafel weg te houden. Het is niet eenvoudig geweest om mezelf en mijn stem te herkennen te midden van alle categorisaties, alle imperatieven, alle ruis. Het was lastig zat om een ruimte te scheppen waarin ik naar een eigen stem en vorm kon zoeken. Die zoektocht naar autonomie kostte bloed, zweet en tranen. Als het moet, bevecht ik dit alles nu met mijn klauwen. Hier komt niemand iets eisen. Deze ruimte is van mij.’
Deel dit artikel: