De leeswereld van Erik Vantomme

'Lezen is denken met andermans hoofd’, zei Schopenhauer. Maar wat zoeken we in dat andere hoofd? Is het rust, verstrooiing, kennis? Dit is Leeswereld, een interviewreeks over de rol van lezen, over schoonheid, over taal. Deze aflevering: Erik Vantomme, leespromotor.

door Matthias M.R. Declercq
©Michiel Devijver en Iedereen Leest
©Michiel Devijver en Iedereen Leest

‘Weet je wat me echt gelukkig maakt?’, vraagt Erik Vantomme. Hij lacht besmuikt. ‘Dat ik, als vijfenzeventigjarige, boekentips kan geven aan mijn kleinkinderen. En dan spreek ik niet over romans uit de jaren vijftig, maar over de jeugdliteratuur van nu. Tips zoals Brons van Linda Dielemans en het heruitgegeven Dasja, oftewel het leven van een pup van de Tsjechische auteur Karel Čapek.’

Vantomme gaf lange tijd les in het lager onderwijs, en zette zich nadien in op de jeugddienst van het West-Vlaamse Izegem. Zijn hele leven stond in het teken van jongeren. ‘Mijn leeswereld bestaat uit kinder- en jeugdliteratuur, mede door mijn engagement bij de KJV (Kinder- en Jeugdjury Vlaanderen, wat nu de Leesjury is). Als een kind zegt dat Wat te doen als je over een nijlpaard struikelt (van Edward van de Vendel & Martijn van der Linden) een goed boek is, dan kan ik tegen dat kind zeggen: "Klopt! Ik heb dat ook gelezen!" (lacht) ‘Die boeken houden me jong en stellen me in staat om de jongste generatie wat geschiedenis mee te geven. Zo gaat De veger van Jonathan Auxier over kinderen die schoorstenen vegen, en wat voor narigheid dat met zich meebrengt. Veel kinderen hebben nog nooit gehoord van kinderarbeid. Dat boek, dat me deed denken aan Oliver Twist (Charles Dickens), staat toe om uit te leggen hoe alles vroeger in zijn werk ging. Hoe er een tijd was dat kinderen effectief moesten werken.’

“Mijn leeswereld bestaat uit kinder- en jeugdliteratuur, mede door mijn engagement bij de Leesjury. Als een kind zegt dat 'Wat te doen als je over een nijlpaard struikelt' een goed boek is, dan kan ik zeggen: ‘Klopt! Ik heb dat ook gelezen!'”

‘Wat begint bij een fantasieverhaal, kan ook leiden tot nieuwe kennis. Denk aan Samen op de vlucht van Nadja Van Sever, wat gebaseerd is op getuigenissen van jonge vluchtelingen. Meer dan vroeger geven kinder- en jeugdboeken een inkijk in de maatschappij waarin de jonge lezertjes opgroeien. Vroeger niet, toen verschenen vooral fantasieverhalen, terwijl kinderboeken nu onderwerpen als kanker, oorlog en migratie durven te behandelen. Het was en is voor mij een voorrecht om die evolutie van dichtbij mee te maken.’

Speelgoed

‘De liefde voor boeken is me bijgebracht door mijn moeder. Zij was naaister. Vader werkte in een houthandel. We woonden in Roeselare en telkens als moeder thuis naaide, zat ik als kleuter bij haar en luisterde naar de verhalen die ze me vertelde. Soms las ze voor, maar meestal vond moeder de verhalen ter plekke uit. Ik heb mijn fantasie aan haar te danken. Moeder hield van mooie woorden en zinnen en zei vaak: “Als je wilt omschrijven hoe mooi een boom is, lees dan een boek, daar vind je de juiste woorden.” Dat heb ik altijd onthouden, dat boeken de wereld rijker maken, meer kleur geven. Mijn moeder hielp ook bij het schrijven van opstellen. Nog altijd heb ik het certificaat van het Davidsfonds liggen, toen ik als elfjarige voor het eerst deelnam aan een wedstrijd. Het certificaat ligt bij mijn andere diploma’s.’

“Moeder hield van mooie woorden en zinnen en zei vaak: 'Als je wilt omschrijven hoe mooi een boom is, lees dan een boek. Daar vind je de juiste woorden.' Dat heb ik altijd onthouden, dat boeken de wereld rijker maken, meer kleur geven.”

‘Vaak schreef ik opstellen over mijn grootvader, die als koerier met paard en kar pakjes bezorgde. Hij was de bol.com van zijn tijd (lacht), al hebben de Duitsers zijn paard wel afgepakt, zowel in de Eerste als in de Tweede Wereldoorlog. Die laatste oorlog herinner ik me, de nasleep althans. Ik ben geboren in 1945 en omdat mijn vader werkte in een houtbedrijf dat speelgoed maakte voor de Duitsers werden de bazen en de werknemers van de fabriek door sommigen als “zwarten” bestempeld. Men wou de fabriek na de oorlog zelfs in brand steken. Mijn moeder had een heilige schrik dat ons iets zou overkomen. Veel werd niet over die situatie gesproken. Moeder hield het bij de fantasieverhalen en nam me ook mee naar de Germana-bibliotheek in Roeselare. Die kleine, katholieke bib, gerund door zusters die aan de meisjesschool waren verbonden, kleurde niet buiten de lijntjes. De Rode Ridder, de kinderboekenserie Vlaamse Filmpjes, Pietje Bell en de verhalen van Karl May (Winnetou, Old Shatterhand…) die ik daar vond, hielden mij wel aan het lezen. Het leven was toen simpel: speelde ik niet buiten op straat, dan was ik binnen aan het lezen.’

Aanmoedigen!

©Michiel Devijver en Iedereen Leest

‘Die liefde voor boeken heb ik beroepsmatig proberen door te geven. Eerst als leerkracht, toen ik jeugdauteurs uitnodigde op school, later ook op de jeugddienst van de stad, toen ik de Jeugdboekenweek organiseerde waarop scholen konden intekenen. Dan haakte ik mijn karretje aan bij de bestaande, nationale Jeugdboekenweek (nu Jeugdboekenmaand) of de Boekenbeurs, en zette ik zelf iets op poten in Izegem. Tijdens die jaarlijkse periode nodigde ik jeugdauteurs uit en maakte ik het de scholen op die manier wat makkelijker. Ze konden aanschuiven met hun leerlingen. Die week was noodzakelijk, want toen al voelde ik dat lezen aan belang inboette op school. Wat nog steeds het geval is.’

‘Johan Ballegeer kwam langs, ook Guy Didelez, Etienne Bruneel, Brigitte Minne, Marc de Bel, Gerda van Cleemput, Lionel Deflo en zelfs Geert van Istendael kwam naar Izegem. Er moet echt ingezet worden op dat soort evenementen, denk ik. Leerkrachten moeten leerlingen enthousiasmeren om te lezen, samen met de ouders. Maar als dat erbij inschiet, heb je andere toegangen nodig tot jongeren. Daarom pleit ik ervoor om de Boekenbeurs zeker te behouden, want dat is een uitstap die kinderen zich herinneren. Dan gaan ze met de bus naar Antwerpen en zien ze al die auteurs aan een tafeltje zitten. Hoe je het ook draait of keert: dat maakt een indruk op hen, omgeven te zijn door zoveel boeken. Ook de Leesjury blijft van zeer groot belang. Als we jongeren de schoonheid van lezen willen tonen, moeten er mensen, plekken en evenementen zijn om die opdracht waar te maken. Want een opdracht is het, en die mag niet tussen de plooien vallen.’

“Als we jongeren de schoonheid van lezen willen tonen, moeten er mensen, plekken en evenementen zijn om die opdracht waar te maken. Want een opdracht is het, en die mag niet tussen de plooien vallen.”


Deel dit artikel:

Mis niets van Iedereen Leest