De leeswereld van Hind Eljadid

'Lezen is denken met andermans hoofd', zei Schopenhauer. Maar wat zoeken we in dat andere hoofd? Is het rust, verstrooiing, kennis? Dit is Leeswereld, een interviewreeks over de rol van lezen, over schoonheid, over taal. Deze aflevering: Hind Eljadid, dichteres.

door Matthias M.R. Declercq
© Michiel Devijver | Iedereen Leest

'Moet je dit eens horen', zegt Hind Eljadid. Op het schermpje zie je haar een dichtbundel vastpakken, Miose van Derek Otte, met op de cover een enorm oog, een iris als een zwart gat waar alles in verdwijnt. Hind haakt haar vinger achter een ezelsoor en leest een regel voor: 'verbeelden is de herinnering aan wat nog moet gebeuren.' 'Prachtig hé', zegt ze, 'Derek Otte die in één zin zoveel vertelt. De woorden zijn niet hoogdravend, ze zijn toegankelijk en roepen een heel sterk gevoel op.'

“De eerste generatie, die van mijn grootvader, boog nederig het hoofd en was dankbaar. Niet dat de nieuwe generatie dat niet is, maar wij verdienen ook onze plaats in deze cultuur.”

Derek Otte is een Nederlandse spoken word-artiest, een taalkunstenaar die op een schijnbaar eenvoudige manier de wereld om hem heen in vraag stelt, of die althans probeert te vatten in verzen en gedichten, die hij vervolgens voordraagt op een podium. Dat is wat Hind Eljadid ook doet. En waaruit haar leeswereld bestaat: 'Ik lees veel poëzie', zegt ze. 'Spoken word is voor mij een manier om de maatschappij kritisch te benaderen, net zoals vele andere, nieuwe stemmen dat ook doen. Allemaal hebben we een meerlagige identiteit. We zijn Marokkaans, Belgisch, Vlaams, Antwerps, allemaal tegelijk, maakt niks uit. Denk aan Dalila Hermans (Brief aan Cooper en de wereld), aan Rachida Aziz (Niemand zal hier slapen vannacht), Aya Sabi (Verkruimeld land), Amina Belôrf (Zonder het licht te breken), Anja Meulenbelt (Brood en rozen. Over klasse en identiteit), enzovoort. Zij schrijven over mensen zoals ik. De eerste generatie, die van mijn grootvader, boog nederig het hoofd en was dankbaar. Niet dat de nieuwe generatie dat niet is, maar wij verdienen ook onze plaats in deze cultuur. Daarom houd ik van kritische schrijvers die het hier en nu belichten, die een maatschappelijke betrokkenheid tonen.'

Vel

Net als bij Otte is ook de taal van Hind Eljadid niet met ornamenten bekleed, en toch is die poëtisch. Ook in Kruimeldief, haar eerste, in 2021 gepubliceerde roman, waarin Hind haar stekelige jeugd in Antwerpen verweeft met herinneringen aan haar overleden moeder. Het boek is een ode aan de vrouw die veel te vroeg wegviel. Haar zus, Fatima-Zahra Eljadid, voorzag het boek van illustraties. Hard, dat is Kruimeldief. Het gaat over armoede, over angst, over vechtscheiden, over afscheid nemen, maar ook over zuster- en moederliefde:

Haar huid valt bijna naast haar botten, als ik zou willen zou ik ze kunnen plooien, vouwen en binnenstebuiten keren. Ik zou er een afdak van kunnen maken of mezelf ermee omwikkelen als een soort dubbele huid. Mijn moeder trekt en pulkt aan het loshangend vel van haar borsten, ze kijkt naar me en zegt dat die vroeger vol melk zaten en dat ik dan aan haar tepel zoog. Ik word er misselijk van. Ik vraag me af hoe ver ik haar huid zou kunnen rekken, hoeveel tijd er nog tussen haar huid en organen over is, tot ze elkaar raken omdat er niks meer is.

Kruimeldief is bijzonder. De zussen Eljadid hadden de kans om af te rekenen met alles en iedereen, maar dat hebben ze niet gedaan. En net dat maakt hen zo sterk.

Urbanus

© Michiel Devijver | Iedereen Leest

'Ik ben mijn moeder erg dankbaar', zegt Hind. 'Zij was een erg creatieve vrouw die zich nooit kon ontwikkelen, om allerlei redenen. Mama heeft mijn leeswereld mee vormgegeven, en heeft er mee voor gezorgd dat ik nu een leven opbouw met zowel het geschreven als het gesproken woord.'

Thuis bij de Eljadids stond een grote boekenkast, met onderaan strips, daarboven romans, en daar nog eens boven de waargebeurde verhalen en andere non-fictie. Die kast verbeeldt het opgroeien van de zussen. Als kind was Hind te klein om naar de romans te grijpen, dus bleef het bij strips, die haar fantasie prikkelden, zoals die van Urbanus: 'Keifout, maar ook zo grappig. Denk aan Nabuko Donosor, de hond die uit twee delen bestaat!’ Hoe ouder ze werd, hoe groter en hoe meer ze begreep dat de kast het gevoelsleven van haar moeder blootlegde. Haar handen reikten al snel tot non-fictieverhalen als Morgen mag ik huilen, een autobiografisch boek van Donna L. Friess, over het verleden dat doorwerkt in een moeilijk huwelijk, of Morgen mag ik uit de kast van Othilie Bailly, over een man die een gezin terroriseert.

“Ik heb aan mijn moeilijke jeugd een blijvende liefde voor Harry Potter overgehouden. Die reeks heb ik wel vijftien keer herlezen.”

'Mama heeft haar talenten nooit kunnen ontplooien', zegt Hind. 'Ze kon zo ontzettend mooi schilderen, zoals de olifant op de muur thuis. Ze hoopte dat haar dochters meer kansen zouden krijgen. Dus nam ze ons mee naar de bibliotheek. Daar bloeide ik helemaal op. Het lezen zette me zelfs aan het schrijven, als kind al. Op zesjarige leeftijd schreef ik een lied over een huis: Ik wil een huis, alleen van jou, van niemand anders waar ik zo van hou. Woord, muziek, dans: mijn zus en ik hadden weinig anders dan dat. Het was onze houvast. Zo deden we zelfs auditie voor The sound of music van Studio 100. Stonden we daar, twee mollige meisjes met onze grote bos krullen, in lelijke kleren, tussen vijftig blonde, blauwogige witte meisjes. Nee, we hebben na de auditie nooit telefoon gekregen. (lacht)

Ik heb aan mijn moeilijke jeugd een blijvende liefde voor Harry Potter overgehouden. Die reeks heb ik wel vijftien keer herlezen. Nu probeer ik die liefde door te geven aan mijn eigen kinderen. Ook Marc de Bel en zijn Boeboeks kunnen niks meer fout doen. Een tijd geleden, toen ik optrad in een bibliotheek, bleek Marc de Bel een etage hoger voor te lezen aan tientallen kinderen. Na afloop van het optreden ging ik de trap op en zette me tussen die kinderen, om te luisteren naar Marc. Het was fantastisch.'

Priester

© Michiel Devijver | Iedereen Leest

'Nederhop (Nederlandse hiphop) is wat me indirect op het pad van de poëzie bracht', zegt Hind. 'Na de strips en jeugdliteratuur, maakten rappers als Yes-R en Priester een gevoel voor ritme in me los. Ik begon zelf ook rapteksten te schrijven, tot een jongerencoach op school me daar op aansprak: 'Maar dat is spoken word, Hind, het is slam poetry!' Daar had ik nog nooit van gehoord, maar al gauw voelde ik hoe natuurlijk het schrijven van gedichten aanvoelde, hoe graag ik die voordroeg op een podium. Later, toen ik in een instelling verbleef met mijn zus, omdat moeder door haar ziekte de zorg niet langer op zich kon nemen, leerde ik Tomas de Coninck kennen, zoon van. Samen bezochten we het graf van zijn vader, waarna ik de dichtbundels van Herman de Coninck las, en poëzie alleen maar belangrijker werd in mijn leven. Wat het nog altijd is. En altijd zal zijn. Met dank aan mijn mama. Samen met mijn zus heb ik Kruimeldief begraven onder het grind, vlakbij haar graf.'

“Ik begon zelf ook rapteksten te schrijven, tot een jongerencoach op school me daar op aansprak: 'Maar dat is spoken word, Hind, het is slam poetry!' Daar had ik nog nooit van gehoord, maar al gauw voelde ik hoe natuurlijk het schrijven van gedichten aanvoelde.”


Deel dit artikel:

Mis niets van Iedereen Leest