De leeswereld van Aya Sabi
‘Lezen is denken met andermans hoofd’, zei Schopenhauer. Maar wat zoeken we in dat andere hoofd? Is het rust, verstrooiing, kennis? Dit is Leeswereld, een interviewreeks over de rol van lezen, over schoonheid, over taal. In deze aflevering: auteur en columnist Aya Sabi.
door Matthias M.R. Declercq
Rug recht
Aya Sabi valt niet op, fysiek althans niet. Zie je haar het stadsplein in Genk oversteken, dan verdwijnt ze af en toe tussen voorbijgangers en weet je niet meer waar ze is. Tot ze plots voor je staat, ongemerkt, en vraagt om wat dichterbij te schuiven: ’want mijn stem reikt niet ver.’ Aya is klein, iel en lijkt kwetsbaar. Maar dat is ze niet en het contrast tussen de schijnbaar fysieke anonimiteit en de zelfzekerheid die uit haar taal en ogen spreekt, maakt van Aya Sabi een bijzonder mens. Iemand met dik vel. Ze is eenentwintig jaar (!) en stapt met haar debuut onder de arm gedecideerd de wereld van de literatuur binnen. Verkruimeld Land is haar eerste worp, een bundeling van vijf verhalen.
'Ik ben het hen verschuldigd', zegt Aya. Ze roert in de muntthee en scheurt een zakje suiker open. ’Mijn vader heeft mij getoond wat mogelijk is in deze wereld. Mijn moeder werkte in de bibliotheek en toonde mij die wereld in verhalen. Ze las ook iedere avond voor. Ik wilde niet slapen zonder de stem en de woorden van moeder.’
Tegelijk studeert Aya ook nog Biomedische Wetenschappen aan de Universiteit van Maastricht. Terwijl klasgenoten ’s ochtends het prut uit de ogen wrijven na een nacht stappen, geeft zij interviews over migratie, liefde, poëzie, cultuur. En neemt ze daarbij stelling in, ook als die stelling botst met de heersende moraal. Aya Sabi weet wie ze is, weet wat ze wil doen, maar vergeet ook niet wie haar als mens vorm gaf. Dat staat op de eerste pagina’s van Verkruimeld Land te lezen: 'Dit boek is opgedragen aan hen die mij leven, liefde en letters schonken. Die mij leerden dromen en ontwaken, beminnen en herinneringen maken, vallen en weer opstaan. Rug recht. Blik op oneindig.'
Grenzen
Die bibliotheek is niet die van Genk, waar we nu zitten, maar die van Roermond, waar Aya vandaan komt. Vijftig jaar geleden verliet haar grootvader Marokko en ging werken in Nederland, in kaasfabrieken. Een paar jaar dacht, hij, en dan keer ik terug. Al die tijd bleef grootmoeder in Marokko. Beiden konden niet lezen noch schrijven, dus stuurden ze elkaar audiocassettes per post, of vroeg grootvader een plaatje aan op de radio en bracht zo de groeten over. ’Die cassettes bestaan nog altijd’, zegt Aya. ’Maar ik durf ze niet te beluisteren. Dat is als een brief lezen die niet aan jou is gericht.’ Haar taal en thema’s zijn met die geschiedenis vervlochten. ’Het universum is mijn raam’, schrijft ze over zichzelf, ’waardoor ik urenlang kan turen om een verhaal te doen ontstaan. Ik schrijf over recht en onrecht, leven en dood, kunst en cultuur, ver en dichtbij, oorlog en vrede.’ En ook: ’Ik houd niet van grenzen. Enkel van goede boeken, warme mensen en appeltaart.’
#jesuisdeporteerbaar
Al had ze als kind schrik nooit te kunnen lezen of schrijven, net zoals haar grootouders. En die schrik is vreemd voor een zelfverzekerde 21-jarige die zich openlijk uitspreekt, of het nu gaat om boerkini’s, hoofddoeken of de vreemdelingenwet -#jesuisdeporteerbaar- en kennelijk weerstaat aan de vloed aan bagger die sociale media over haar uitstorten. ’Ik kan die schrik ook niet verklaren. Bij de start van het eerste leerjaar in Roermond liep ik huilend naar mijn moeder: ’Mama, ik ga het nooit kunnen’, Maar het lukte wonderwel en de wereld bloeide open. Ik herinner mij ook de dag dat de leerkracht ons in het klaslokaal opdroeg omhoog te kijken. Daar hingen vulpennen aan de muur. Ik kon die wereld voortaan zelf scheppen. Lezen, schrijven. Nooit vergeet ik die dag nog.’
Jongetjes en meisjes van dertien jaar dromen van vliegtuigen, musicals of de fluorvoetbalschoenen van Lionel Messi. Maar Aya Sabi wist het toen al zeker: schrijfster, dat zou ze worden. En debuteren zou ze vijf jaar later doen, op haar achttiende. Ze heeft er uiteindelijk drie jaar langer over gedaan, maar het rijpen komt de wijn ten goede. In een zeer mystieke, poëtische en melancholische taal schrijft Sabi over hoop en verlies, zonder dat te benoemen.
Lezen is voelen
’Ik wil de lezer geen pasklaar antwoord bieden. Veel meer dan het verhaal op zich hoop ik dat Verkruimeld Land vooral een gevoel overbrengt. Want dat is wat lezen en literatuur voor mij is: voelen. Wat weet je nog van romans die je vijf jaar geleden las? Weinig. De namen ben je vergeten, het plot misschien ook, maar je kijkt naar de kaft en je ervaart een bepaald gevoel. Daarom hebben de personages in mijn boek geen naam, de locaties overigens ook niet. Wordt de oorlog te concreet, dan kiezen mensen meteen kant. Dat wil ik niet. Ik hoop dat de gevoelswereld een eigen setting creëert en dat de lezer zelf de rest van het verhaal invult. Zoals Herman de Coninck in het prachtige ’O, ik weet het niet’:
zeg, het leven is een brood
om in te bijten en de appels zien rood
van plezier, en nog, en nog, zeg iets
leer me huilen, en als ik huil
leer me zeggen: het is niets
Niet langer eenzaam
’Lezen is de vrijheid om iemand anders te zijn. Die vrijheid greep me aan als kind en ervaar ik nog altijd. Tegelijk biedt literatuur de kans het leven beter te begrijpen, althans het leven of de keuzes van andere mensen. Wie boeken leest ontwikkelt een sterk empathisch vermogen. Die herkent zich in personages, slaagt er in zich te verschuiven in de schoenen van anderen. Wat dan weer leidt tot begrip en vergeving. Ik was achttien en zat toen behoorlijk diep. Niet dat ik mijn hoop verloor, dat niet, maar ik was de draad een beetje kwijt. Milan Kundera reikte mij toen de hand. Ik las De ondraaglijke lichtheid van het bestaan en voelde me begrepen, niet langer eenzaam. Kundera wekte een gevoel op dat toen nauw aansloot op dat van mij. Het besef dat het leven eindig is. Dat elk moment voorbij gaat. Maar dat dat leven ook is opgedeeld in oneindig veel verschillende momenten.
Dat was ook zo bij Jij zegt het van Connie Palmen, de prachtige roman over het leven van Sylvia Plath en Ted Hughes. De helft van dat boek heb ik met potlood aangeduid. ’Het is vermoeiend om mij te zijn’, zeg ik vaak. Er botsen tegenpolen in mij. Dat was bij Sylvia Plath ook zo. Ze liep soms dagenlang ongelukkig omdat ze niks op papier kreeg. Of ze vertelt verhalen opnieuw en opnieuw tot niemand nog luistert. Dat herken ik.’
Toontje lager
’Er wordt vaak gezegd dat ik een toontje lager moet zingen. Dat ik te véél ben. Maar dat vind ik niet. Sommigen zijn niet gewoon dat een vrouw voor zichzelf opkomt, dat ze stelling durft in te nemen. Dat beeld strookt niet met hun vrouwbeeld. Dus ben ik plots te veel, of ben ik arrogant. Maar moet ik me inhouden omdat iemand me niet begrijpt? Neen, toch? Ook dat toonde Jij zegt het feilloos aan. Ik las dat boek en voelde de troost van de literatuur. Die troost bracht ook Jeroen Brouwers in Bezonken Rood of Adriaan van Dis in Ik kom terug.
Troost en schoonheid
’Taal helpt. Als vrienden iets is overkomen, dan stuur ik hen een gedicht op. Vaak eentje van de Syrische dichter Nizar Qabbani. Dan helpen mijn woorden niet. Wel die van hem. Opnieuw: het gevoel. Hoe ouder ik word, hoe minder het verhaal er toe doet en hoe meer troost en schoonheid ik haal uit de stijl. Het zijn de woorden die binnenkomen, de sfeer, de emotie. Dan sla ik dat boek open en lees voor aan vrienden. Keer op keer, tot ik weer te véél ben. (lacht)’
’Ik weet niet waar mijn verhaal gaat eindigen. Uitspraken over de toekomst doe ik niet meer. Dat debuut is er nu, maar ik heb geen idee wat ik binnen tien jaar doe. Misschien heb ik dan een koffiebar geopend. Of neen, toch niet. Ik blijf schrijven. Straks komt er een tweede boek, een roman. En wat daarna komt, dat zien we dan wel.’
De leestips van Aya Sabi
Deel dit artikel: