In het atelier van Pieter Gaudesaboos
Hoe ziet de werkruimte van illustratoren eruit? Wat zijn hun rituelen, talismannen en eigenaardigheden? Waaruit putten ze inspiratie en hoe komen ze tot hun beste werk? Journaliste Katrien Steyaert mag binnenkijken in hun ateliers en in hun creatieve geesten. Michiel Devijver maakt er foto’s bij. Deze keer: op bezoek bij prentenboekenmaker Pieter Gaudesaboos in Gentbrugge.
door Katrien Steyaert
Eventueel bezoek
‘Het is al zo druk in mijn hoofd dat ik mijn atelier almaar minder volstouw met prullaria. Er hangt niets aan de muren, behalve een grote prent van Oliver Jeffers en een illustratie van Issun Boshi, waarschijnlijk omdat die iets heeft waaraan het mijn werk ontbreekt: soberheid.’ (lacht) ‘Ik hou ervan dat deze kamer boven in ons huis helemaal mijn cocon is. Tomas, mijn vriend, plaagt me er graag mee: ik zette hier een zetel voor eventueel bezoek, maar er komt eigenlijk nooit iemand. Vroeger deelde ik een atelier en dat was fijn, maar soms vond ik het lastig om uit mijn concentratie te komen om sociaal te zijn.’
Zoals Dahl
‘Kinderen hebben is wél goed voor mijn focus. Ik breng Leah en Suzie naar school en haal ze om vijf uur weer op, dus daartussen moet ik niet treuzelen. Ik hang sowieso niet vast aan ritueeltjes om te starten, want ik zie mijn vak als een ambacht waarvoor ik gewoon moet gaan zitten. Ik ben strikt, ja, omdat ik geloof dat ik dit fantastische beroep moet verdienen. Ben ik onverwacht vroeg klaar, dan geef ik mezelf niet vrij, maar begin aan iets nieuws. Dat is ook geïnspireerd door Roald Dahl, die altijd om vijf uur zijn potlood liet vallen, zelfs al zat hij midden in een zin, omdat hij de dag erop dan gemakkelijker startte. Dat werkt.’
“Ik hang sowieso niet vast aan ritueeltjes om te starten. Ik zie mijn vak als een ambacht waarvoor ik gewoon moet gaan zitten.”
80 procent af
‘Eigenlijk is het stom dat een schuldgevoel me belet om eens een paar uur niets te doen, hè? Misschien stamt het uit mijn West-Vlaamse collegetijd, toen de werkdruk altijd hoog was. Intussen besef ik wel hoe belangrijk het is om fris te blijven, dus ik teken nooit meer ’s avonds of in het weekend en volg twee keer per week conditietraining. Erna ben ik fysiek moe, maar mentaal scherper. Een andere truc die ik de laatste jaren toepas, is om een boek in de eerste fase maar voor 80 procent af te werken. Ik maak dan een dummy voor de uitgeverij, leg die zelf twee maanden aan de kant en pas daarna kruid ik het boek af.’
Jezelf coachen
‘Het is verrassend hoe je na zo’n rusttijd je werk kunt optillen met kleine ingrepen. Dan zit ik met mijn dummy op de trein naar een van de vele workshops in Jeugdboekenmaand en zie ik direct, alsof ik een buitenstaander ben, dat er minder witruimte moet zijn of ik extra details voor de aandachtige lezer wil toevoegen. Ik vind het verschrikkelijk als collega’s door tijdgebrek niet het niveau haalden dat ze wilden. Als maker moet je die extra maanden opeisen. Ik ben blij dat ik mezelf op dat vlak kan coachen. Het is precies door mezelf voor te houden: “Het moet niet van de eerste keer goed zijn” dat ik zelden stress heb.’
“Ik vind het verschrikkelijk als collega’s door tijdgebrek niet het niveau haalden dat ze wilden. Als maker moet je die extra maanden opeisen. ”
The Moth
‘Mijn werk lijkt misschien puur digitaal gemaakt te zijn, maar het begint altijd met schetsen op een wit blad. Voor Een zee van liefde tekende ik bijvoorbeeld dagenlang alleen maar beren en pinguïns. Dat wordt op den duur oersaai, maar zo kweek ik wel metier. Gelukkig zijn er podcasts als The Moth – waarop in Vlaanderen Relaas geïnspireerd is – om me door zulke technische dagen te trekken. Ik googel dan afbeeldingen van mijn figuren, print die, teken op een lichtbak met een trekpennetje sleutelelementen over en scan die een voor een in. Later assembleer ik ze in Photoshop tot een tekening die voor mij natuurlijk aanvoelt.’
Oneindig budget
‘Een afgewerkte illustratie bestaat uiteindelijk uit duizenden laagjes. Dat vind ik ook het leukste: werelden bouwen. De eerste twee maanden van een boek kom ik meestal in de sfeer door enkel en alleen interieurs en objecten te kiezen, te tekenen en in te scannen. Ik voel me dan als een regisseur die zijn set opbouwt, met het verschil dat ik een oneindig budget heb. Onlangs vroeg iemand of de alomtegenwoordigheid van series en films me beïnvloedt, en ik denk van wel. Ik ben filmischer gaan denken, waardoor ik bewust spannende openingsscènes kies of een boek als Een klein verhaal met een hart als een storyboard in mijn hoofd had.’
“De eerste twee maanden van een boek kom ik meestal in de sfeer door interieurs en objecten te kiezen, te tekenen en in te scannen. Ik voel me dan als een regisseur die zijn set opbouwt.”
Examen
‘Er is geen beter gevoel dan een boek te zien ontstaan en me nog niet kwetsbaar te moeten opstellen door het te delen met de wereld. Ik ben altijd bang dat commentaar me demotiveert in de marathon die ik als maker loop. Daarom toon ik zelfs niet snel werk aan Tomas. Als architect heeft hij een sterke visuele mening, maar mocht hij iets negatiefs zeggen, ik zou wankelen. Daarom stel ik ook het moment om mijn uitgeverij iets te tonen uit en uit, tot ik op den duur een bijna af boek moet voorleggen en het als een examen voelt… We hebben wel nooit grote discussies, want we willen hetzelfde: een boek dat veel lezers bereikt.’
“Ik ben altijd bang dat commentaar me demotiveert in de marathon die ik als maker loop. Daarom stel ik ook het moment om mijn uitgeverij iets te tonen uit en uit.”
Trekpennetjes en ecoline
‘Ik vind het leuk dat mijn materiaal, op mijn Mac na, absoluut niet chic is. Mijn trekpennetjes en ecoline-inkt zijn van de goedkoopste die je kunt vinden. Ik begon ermee te werken toen ik prints voor de kinderkledij van fred + ginger bedacht en ze eens een losser ontwerp vroegen. Al experimenterend zag ik hoe die inkt vaak uitloopt en hoe net dat soort imperfecties een illustratie doen leven, meer dan bij de scherpe, hoekige werkwijze die ik tot dan had. Ik besef nu ook dat wat ik vroeger zag als een gebrek aan signatuur – mijn boeken verschillen zó van stijl en doelgroep – eigenlijk een sterkte is. Ik kan breed gaan.’
Altijd ideeën
‘Om de vijf à zes boeken loop ik echt vast in de uitwerking. Dan kan het lang duren eer ik eruit geploeterd raak. Wat altijd vanzelf gaat, is ideeën krijgen. Dat is het creatieve spel voor mij: fantaseren over nieuwe verhalen die ik met één van mijn bestaande figuren zou kunnen vertellen, of tijdens mijn jaarlijkse bezoek aan de Bologna Children’s Book Fair een prikkelend non-fictieboek zien en me afvragen of ik in dat genre iets zou kunnen met mijn fantasie en humor. Een zee van liefde ontstond dan weer uit de grappige, prachtige vraag van Leah: of je verliefd kunt worden op iemand die helemaal anders is.’
“Wat altijd vanzelf gaat, is ideeën krijgen. Ik hou ervan om te fantaseren over nieuwe verhalen die ik met één van mijn bestaande figuren zou kunnen vertellen.”
Tot in het rusthuis
‘Sinds de emotionele ontmoeting met Leahs geboortemoeder wilde ik een eerbetoon brengen aan de verhalen van haar lotgenoten. Die zijn gelaagder dan velen denken. Het eureka-moment kwam er toen ik niet langer een vrouw, maar een mier centraal zette. Zo kon ik meteen sympathie wekken voor het figuurtje. Eerder had ik beer en pinguïn zo vormgegeven dat lezers er verliefd op kunnen worden. Dat lukt nu blijkbaar tot in het rusthuis toe, waar het verhaal voorgelezen wordt. Af en toe piekerde ik of mijn tijdrovende manier van werken economisch vol te houden was, maar dit succes geeft energie om eigenzinnige boeken te blijven maken.’
Deel dit artikel: