In het atelier van Leo Timmers
Hoe ziet de werkruimte van illustratoren eruit? Wat zijn hun rituelen, talismannen en eigenaardigheden? Waaruit putten ze inspiratie en hoe komen ze tot hun beste werk? Journaliste Katrien Steyaert mag binnenkijken in hun ateliers en in hun creatieve geesten. Michiel Devijver maakt er foto’s bij. Deze keer: op bezoek bij Leo Timmers in Jette.
door Katrien Steyaert | foto's: Michiel Devijver
Samen met vader
'Ik kan moeilijk om met lelijke dingen. Daarom staan er in mijn atelier, op de eerste verdieping van ons huis, prachtige modelautootjes gekregen van vrienden, de Eames-loungestoel – mijn vrouw en ik verzamelen mid-century design – vondsten van het Vossenplein of boeken van ontwerper Paul Rand. Wat een vakbeheersing, wat een frisheid. Alleen mijn tekentafel is een lelijk ding, maar ik kan er geen afstand van doen. Ik werk er al aan sinds mijn 12de, toen mijn vader hem voor mij kocht. We zaten altijd samen in zijn atelier. Ook het schilderijtje van hem dat hier hangt, van een grote en kleine boot, heeft een mooie symboliek.'
In mijn hoofd
'Omdat ik vertrouwen kreeg, werkte ik eens zo hard. The odds were against me. Mijn dyslexie drukte een zware stempel op mijn lagereschooltijd, ik dacht lang dat ik dom was. Mijn ouders moeten verschrikkelijk bezorgd geweest zijn om mijn slechte rapporten, maar mijn vader zei altijd dat ik er wel zou komen dankzij het enige waarin ik wél uitblonk: tekenen. Hij gaf me daarin alle kansen en ik greep ze met beide handen. Ik ben nu nog altijd op m'n best als ik op mezelf bezig kan zijn en voor een deel in mijn hoofd kan leven. Maar ik ben geen eenzaat meer, hoor, en met drie vrouwen in huis is er sowieso leven in de brouwerij.'
Norman Fucking Rockwell!
'Mijn oudste dochter studeert klassieke piano en weet dus net als ik dat je niet moet wachten op inspiratie, maar gewoon uren moet kloppen. Ik begin meestal al rond acht uur met koffie – zonder is het alsof ik niet 100 procent aanwezig ben – ik zet een goede podcast of plaat op – de laatste tijd luisterde ik bijna uitsluitend naar het melancholische Norman Fucking Rockwell! van Lana Del Rey – ik kijk naar wat ik de vorige dag heb gedaan en ik werk daarop verder. Niets ligt daarbij vast en dat houdt het boeiend. Ik zit op de eerste rij van mijn eigen evolutie. Ik bewerkstellig én bestudeer ze.'
“Mijn dyslexie drukte een zware stempel op mijn lagereschooltijd, ik dacht lang dat ik dom was. Mijn vader zei altijd dat ik er wel zou komen dankzij het enige waarin ik wél uitblonk: tekenen. Hij gaf me daarin alle kansen en ik greep ze met beide handen.”
20 dummy's
'Onlangs vroeg ik me af of ik wel geschikt ben voor dit vak, want ik heb soms het gevoel dat ik meer afleer dan bijleer en dat ik met de jaren alleen maar trager word. Een prentenboek maken kost me nu gemiddeld een jaar. Er gaat elke keer een heel ontwikkelingsproces aan vooraf omdat ik voor elk aspect dat ik de vorige keer minder goed vond iets nieuws in de plaats wil stellen. Ik wil ook dat mijn tekst, tekeningen, kleuren en sfeer allemaal op een natuurlijke, niet-geforceerde manier op elkaar aansluiten. Om dat raamwerk te bedenken, heb ik vaak een half jaar en 20 dummy’s nodig. Alleen dan kan alles genoeg rijpen.'
Sponzen en scheermesjes
'Ik voel vaak weerstand als ik in de Schleiper weer al die mogelijkheden zie die ik eens zou moeten uitproberen: nieuwe soorten papier, penselen met andere haren. Het is zo overweldigend. Ik heb ook schuiven vol mislukte experimenten, en toch ben ik te nieuwsgierig om het onderzoek niet aan te gaan. Voor mijn nieuwste boek, Het eiland van Olifant, schilderde ik een maand lang enkel water. Ik werd bijna wanhopig omdat ik niet de textuur en intensiteit op papier kreeg die ik voor ogen had. Maar ik beet door en vond dan toch de juiste combinatie van niet-absorberend papier, traag drogende verf, sponzen en scheermesjes.'
Toeval
'Het allerleukste vind ik de visuele puzzel leggen: elk detail de juiste plaats geven, in elke prent zoveel laten gebeuren dat lezers er dingen in blijven ontdekken. Als ik daarvoor bijna ononderbroken zit te schetsen, tekent mijn hand sneller dan ik denk, waardoor ik mezelf kan betrappen op onverwachte ideeën. Ik ben ooit begonnen in een losse-penstijl zoals die van Quentin Blake, maar daarna ging ik steeds strakker werken. De laatste jaren wordt het een soort huwelijk tussen die twee. Ik blijf stileren en alles controleren, maar tegelijk laat ik ruimte voor toeval en spontaneïteit. Dat levert de interessantste dialoog op.'
“Onlangs vroeg ik me af of ik wel geschikt ben voor dit vak, want ik heb soms het gevoel dat ik meer afleer dan bijleer en dat ik met de jaren alleen maar trager word. Een prentenboek maken kost me nu gemiddeld een jaar. ”
Niet te herstellen
'De roze tape die op mijn werktafel ligt, gebruik ik om stukken van een grotere tekening af te plakken zodat ik daarbinnen tot een heel eigen textuur kan komen. Ik zou dat telkens op een apart blad kunnen doen en alles dan samenbrengen in een digitale collage, maar behalve voor kleurenstudies gebruik ik de computer niet graag. Alles is daarop te herstellen, waardoor er geen spanning ontstaat zoals wanneer ik met de hand schilder. Dan heb ik vaak maar een halfuur tot de verf opdroogt. Ik weet: het moet goed zijn of ik moet de hele tekening herdoen. Die intense concentratie heb ik nodig om mijn beste werk te leveren.'
Hitchcock en Kubrick
'Misschien zit het metier in dat stemmetje in je hoofd dat met de jaren luider spreekt als iets nog niet goed genoeg is. Ik kan niet uitleggen waarom ik soms een stapel uitgewerkte illustraties weggooi en opnieuw begin, maar als het blijft knagen, doe ik het gewoon. Ik val nog liever dood dan iets in te leveren waar ik niet 100 procent achter sta. Ik ben erg geïnteresseerd in film – tijdens de lockdown keken we met het gezin bijna elke avond naar een klassieker – en niet toevallig zijn Hitchcock en Kubrick mijn lievelingsregisseurs. Hun werk is zo gedegen, geen detail is voor hen onbelangrijk, wel, dat sterkt mij.'
Dankmails
'Vaak zijn mijn personages buitenstaanders die een thuis zoeken. Ook in Het eiland van Olifant vormen ze een nieuwe gemeenschap en kiezen ze daar bewust voor. Het gaat terug op mijn eigen allenige jeugd, maar ik wil ook kinderen van nu een soort veilige, harmonieuze wereld bieden. Dat lijkt aan te slaan – dat lees ik toch af aan de vele vertalingen en herdrukken – en dat bevestigt me in mijn persoonlijke manier van werken. Niets fijners dan mails van ouders die me schrijven: 'Blijf alsjeblief boeken maken, zo kunnen we ons kind iets plezierigs en waardevols aanbieden.' Blijkbaar lever ik een dienst aan de maatschappij.' (lacht)
“Misschien zit het metier in dat stemmetje in je hoofd dat met de jaren luider spreekt als iets nog niet goed genoeg is.”
Gina
'Op de boekenkast staat een zwart-witfoto van mijn vrouw en ik, genomen in New York toen ik daar vorig jaar mijn bekroning van The New York Times mocht ophalen. Het was een onvergetelijk moment. Emotioneel ook, want in mijn speech bedankte ik Gina voor de vrijheid waarin ze me mijn weg laat afleggen en voor de moed die ze me inspreekt als ik weer eens aan alles twijfel. Het is vreemd dat ik dat nodig heb, want eigenlijk weet ik dat ik altijd zal voortploeteren. Ook als ik een boek afgewerkt heb en weer zo uitgeput ben dat ik een maand niets doe, weet ik: de goesting komt terug. Voor ik het weet, ben ik weer geobsedeerd bezig.'
Deel dit artikel: