In het atelier van Annemarie van Haeringen
Hoe ziet de werkruimte van illustratoren eruit? Wat zijn hun rituelen, talismannen en eigenaardigheden? Waaruit putten ze inspiratie en hoe komen ze tot hun beste werk? Journaliste Katrien Steyaert mag binnenkijken in hun ateliers en in hun creatieve geesten. Michiel Devijver maakt er foto’s bij. Deze keer: op bezoek bij prentenboekmaker Annemarie van Haeringen in Amsterdam.
Prinseneiland
‘Ik doe niet moeilijk over het juiste licht of over lawaai – hier op het Prinseneiland is altijd wel een verbouwing aan de gang, maar dan denk ik: kijk, die mensen zijn ook aan het werk. In de zomer staan de kastanjebomen tegenover me vol in blad, in de winter zie ik het kinderboerderijtje aan de overkant van de gracht. Toen ik hier in 1989 introk, vormden we in het gebouw een coöperatie. Die is intussen opgeheven, maar ik blijf het heel leuk hebben met mijn buren. Meestal ben ik hier wel enkel van maandagochtend tot woensdagavond, want de rest van de tijd woon en werk ik in Limmen (ten noordwesten van Amsterdam, red.).’
Sneeuwwitje en Aap
‘Ik hou van plekken waar je echt nog kunt verdwalen, zoals de Duitse bossen. Maar ook de Noordhollandse duinen zijn fijn. Ik kan er zo naartoe vanuit Limmen. Mijn huidige man woonde al in het dorp toen ik hem twaalf jaar geleden leerde kennen – mijn eerste echtgenoot was in 2005 overleden – en daar in zijn huis tussen de weilanden ontdekte ik dat ik ook een natuurmens ben. Ik werk vaak in de tuin en vanuit mijn werkkamer onder het zolderdak kijk ik uit op onze geiten. Sneeuwwitje en Aap zijn zo grappig dat ze letterlijk mijn boeken binnenwandelen. De prijs die ik daarvoor in Bratislava kreeg (Gouden Plaque Bratislava, 2015, red.), hangt dan ook in de stal.’
“In Limmen werk ik vaak in de tuin en vanuit mijn werkkamer onder het zolderdak kijk ik uit op onze geiten. Sneeuwwitje en Aap zijn zo grappig dat ze letterlijk mijn boeken binnenwandelen.”
Nooit vloeken
‘Toen we Aap van het slachthuis redden, was ze nog nooit buiten geweest. Eenmaal bij ons klom ze over het hek en zat ze altijd naar boven te kijken. Dat werd de aanleiding voor mijn laatste prentenboek, Voorbij de wolken. Intussen viel me alweer een ander verhaal te binnen. Ik schreef het al helemaal op, maar ik ben er nog niet uit hoe ik het vorm moet geven. Het is dus wel gunstig dat ik nu eerst een andere opdracht heb: een boek bij de grote Dior-expo in het Kunstmuseum Den Haag. Zo organisch gaan die dingen bij mij. Ik zit ook nooit te vloeken achter mijn tekentafel. Rammelt een beeld nog, dan doe ik het gewoon opnieuw.’
O ja, jij bent het
‘Het klinkt een beetje suf, maar een goede prent is bezield. De compositie, de kleuren: ze kunnen allemaal goed zitten, maar het beeld blijft doodsaai zolang mijn personage geen levende blik heeft waardoor ik denk: o ja, jij bent het. Wat niet per se betekent dat het er exact staat zoals ik het in mijn hoofd had. Integendeel, het allerleukste is mezelf verbazen. Daarom gebruikte ik nu bijvoorbeeld voor Toon Tellegens nieuwste verhaal over een octopus de acrylinkten die ik in mijn werkhoek herontdekt had. Ze bleken zo lekker te werken op gekleurd papier dat ik nauwelijks afscheid van het project kon nemen. Dat heb ik wel vaker.’
“De compositie, de kleuren: ze kunnen allemaal goed zitten, maar het beeld blijft doodsaai zolang mijn personage geen levende blik heeft waardoor ik denk: o ja, jij bent het. Wat niet per se betekent dat het er exact staat zoals ik het in mijn hoofd had. Integendeel, het allerleukste is mezelf verbazen.”
Alles in Bic
‘Zogenaamd saaie of rare kleuren kunnen de meest geweldige resultaten opleveren als ze een verhaal mogen aangaan met een andere tint, papiersoort of druktechniek. Zo lijkt oranje in de traditionele CMYK-druk (met de basiskleuren cyaan, magenta, geel en zwart, red.) bijna altijd modder, vind ik, maar als PMS-kleur (Pantone Matching System, red.) wordt het bijzonder. Dat soort technische vondsten vind ik erg leuk. Na De dag waarop de draak verdween dachten mensen dat ik gek zou zijn geworden van alles uitwerken in blauwe Bic, maar ik vond het net heerlijk meditatief. Voor iemand die het altijd koud heeft, krijg ik het in volle concentratie ook verrassend warm, alsof alles in mij stroomt.’
Lotushouding
‘Het eerste wat ik doe als ik rond half zeven opsta, is twintig minuten mediteren. Adem in, adem uit: hoe simpel kan het zijn?’ (glimlacht) ‘Al geef ik toe dat ik er ook aan moest wennen en pas na veel oefenen in lotushouding kon zitten. Ik denk dat je in deze versnipperde wereld de randvoorwaarden moet creëren om te kunnen focussen. Daarom werk ik ’s morgens ook meteen mijn mails weg; die zouden me anders te veel belemmeren. Daarna zet ik koffie en lees online de krant, terwijl vaak al Klara Continuo weerklinkt. Geen gepraat, gewoon non-stop klassieke muziek. Die overigens best bombastisch mag zijn; ik hou wel van over the top.’
Rauw
‘Bam, bam en het staat er! Dat vind ik fijn: tekenen met lef, zo van: wat kan mij het schelen! Pas op, bij het begin van een nieuw project maak ik vaak lange tijd omtrekkende bewegingen – nog even stofzuigen, nog even opruimen – maar eens ik besloten heb wat het wordt, twijfel ik niet meer. Daarom moet je als beginneling uitzoeken hoe je dicht bij jezelf kunt blijven. Ik denk nu ook: als ik mijn boek leuk vind, dan vinden kinderen dat meestal ook. Zij zijn sowieso minder streng, want knap getekend volstaat voor hen al. Voor mij niet. Illustraties moeten iets toevoegen. Ze mogen zelfs rauw of lelijk zijn als het verhaal daar om vraagt.’
Feest met Bibi
‘Als kind was ik zo verlegen dat ik dacht: als ik van tekenen mijn beroep kan maken, hoef ik later niet veel te praten. Terwijl je natuurlijk met je werk op pad moet. (lacht) Sinds ik in 2009 erg ziek was, hoef ik van mezelf geen lezingen meer te geven. Het grootste feest voor mij is goede boeken proberen te maken, alleen of met iemand als Bibi (Dumon Tak,red.). Voor Vandaag houd ik mijn spreekbeurt over de anaconda mailde ze eens: “Sorry dat Vos woorden als ‘retegoed’ in de mond neemt, maar het verhaal gaat nu eenmaal met me aan de haal”. Ik vond dat alleen maar fantastisch en denk dat je ons plezier ook voelt in het boek.’
Geen drugs nodig
‘Vroeger mocht ik geregeld naar Max Velthuijs toe, die dan mijn tekeningen bekeek en bijvoorbeeld zei: “Je gooit je kleuren er maar op. Je moet beter doseren”. Daar leerde ik heel veel van. Later kwamen Sieb Posthuma en ik om de zoveel tijd samen – dat was nog meer een wisselwerking. We durfden eerlijk tegen elkaar te zeggen wat beter kon en we sterkten elkaar in wat we goed vonden. Toen Sieb stierf, was dat dus ongelooflijk pijnlijk omdat ik een vriend én een klankbord verloor. Maar zelfs op verdrietige of moeilijke dagen teken ik graag, misschien omdat ik dan naar die andere wereld kan vluchten. Ik heb daar geen drugs voor nodig.’
Boeken, boeken, boeken
‘’s Avonds ga ik graag helemaal op in een roman als De herinnerde soldaat van Anjet Daanje: tragisch, maar verrassend. Mijn boekenkast mag hier van mij de hele leefruimte inpalmen en ik stal er favorieten in uit, van Szymborska’s verzamelde poëzie tot Tsjechovs verhalen – die me aantrekken om eens te illustreren, al zou ik nu niet weten hoe. Mensen vragen weleens wat ik als “écht vrij werk” zou maken en dan antwoord ik: “Een boek”. Het blijft zo’n mooi product waarmee je zo veel kunt uitdrukken. Ik wil ook absoluut blijven tekenen, want dat is mijn hele leven. Zonder zou ik vast heel saai worden.’ (lacht)
“Mensen vragen weleens wat ik als “écht vrij werk” zou maken en dan antwoord ik: “Een boek”. Het blijft zo’n mooi product waarmee je zo veel kunt uitdrukken. Ik wil ook absoluut blijven tekenen, want dat is mijn hele leven.”
Deel dit artikel: