De vijf van Kathleen Vereecken
‘I read a book one day and my whole life was changed’, zei auteur Orhan Pamuk ooit. Dat boeken een impact kunnen hebben, ervaren veel lezers. Maar sommige beïnvloeden, sturen of bepalen zelfs je leven. Journaliste Katrien Steyaert peilt voor deze reeks naar de 'beste vijf' van auteurs en illustratoren. Met welke boeken groeiden ze op en met welke worden ze oud?
Deze keer: auteur Kathleen Vereecken.
door Katrien Steyaert
‘Lezen en schrijven behoren tot dé ontdekkingen van mijn leven’, zegt Kathleen Vereecken. ‘Al sinds mijn kindertijd helpen ze me bij mijn pogingen om vat te krijgen op deze absurde wereld en om beproevingen even dapper te doorstaan als de personages naar wie ik opkijk.’
1. 'Het boek van Ot en Sien' – Hindericus Scheepstra en Jan Ligthart, Cornelis Jetses (ill.)
‘“Ik wil boerin worden”, zei ik als zevenjarige tegen mijn moeder. Waarop zij zei: “Weet je wel hoeveel werk dat is?” Ze had natuurlijk gelijk, maar als kind geloof je in idylles. Daarom las ik zo graag over het stille platteland van Ot en Sien. Zij waren een soort Jip & Janneke avant la lettre en hun verhalen sloten perfect aan bij mijn romantische aard – ik heb altijd willen terugreizen in de tijd, zeker naar veilige werelden zoals die van Ot en Sien.’
‘Ik zie de tekeningen nog zo voor me waarop ze van achter het raam kijken naar de gloed van de gaslantaarns in hun straat of ze onbezorgd in de sneeuw spelen. Het is niet dat ik dat in Gent, waar ik opgroeide, niet kon. Ik had ook goede ouders. Maar zoals Bart Moeyaert het onlangs zo precies verwoordde voelde ik me als kind een eenling. Ik denk dat veel schrijvers dat herkennen en dat ze net onderduiken in een zelfgecreëerde wereld omdat daarbuiten de dingen niet altijd lopen zoals ze zouden willen.’
‘Ik haatte het om klein te zijn, ik wilde al volwassen zijn en voelde me anders dan mijn leeftijdsgenootjes. Niemand van hen haalde Het boek van Ot en Sien uit de klasbibliotheek omdat het te dik was. Maar ik genoot er zó van dat ik er zelfs moeilijk afscheid van kon nemen.’
‘Van dezelfde makers zijn de personages op het leesplankje waarmee ik leerde lezen. Ik heb dat nog altijd, als een herinnering aan die levensbelangrijke ontdekking én aan het boek, een prachtig tijdsdocument. Mijn kleinzoon is nu nog een baby, maar ooit dompel ik hem erin onder.’
2. 'Alice in Wonderland' – Lewis Carroll
‘Het liefst las ik boeken waarin kinderen zware beproevingen doorstonden, daar trok ik me in onzekere momenten aan op. Alice was zo’n dapper meisje waarin ik mezelf graag wilde zien. Bovendien ergerde ze zich even hard als ik aan de absurditeit die haar omringde. Veel mensen geloven dat kinderen alleen avontuurlijke verhalen vol knotsgekke personages willen, maar als kind vond ik die dodelijk irritant. Net als Alice. In het hele boek is zij de enige met gezond verstand. In die zin neemt Carroll haar zeer serieus, zelfs serieuzer dan volwassenen.’
‘Met een voor mij herkenbare nuchterheid doet ze de kolderkat, de haas en de anderen af als een bende onnozelaars. Achteraf bekeken personifiëren die dieren het leven dat ons soms overdondert, maar op het eerste niveau verhinderen ze gewoon dat Alice de weg naar huis terugvindt. Dat deed me, toen ik heel jong was, denken aan een nachtmerrie die ik dikwijls had: ik zag alle huizen in onze straat, maar dat van ons stond er niet meer tussen en geen van de buren herkende me nog. Die angst om onbestaande te zijn, zit in Alice in Wonderland, en daarom vond ik het aanvankelijk eng.’
‘Pas als tiener begon ik te genieten van Carrolls woordgrapjes en verrassende vondsten, van zijn licht filosofische ondertoon. Op mijn toilet hangt nog altijd een poster waarop Alice zegt dat ze ergens wil geraken, waarop de kat zegt: “O, maar dat lukt zeker, zolang je maar lang genoeg wandelt”. Zo blijft dit boek, dat mijn persoonlijkheid mee vormde, aanwezig in mijn leven.’
“Alice was zo’n dapper meisje waarin ik mezelf graag wilde zien. Bovendien ergerde ze zich even hard als ik aan de absurditeit die haar omringde. Veel mensen geloven dat kinderen alleen avontuurlijke verhalen vol knotsgekke personages willen, maar als kind vond ik die dodelijk irritant.”
3. 'Het Achterhuis' – Anne Frank
‘Ik ben de oudste van vier zussen en het proeflapje van mijn moeders overtuiging dat je de wereld van je kinderen niet vroeg genoeg kunt openen. Ik was zeven toen ze me vertelde dat er om kinderen te verwekken een penis nodig is die in de vagina schuift, en met moeite acht toen ze me meenam naar een opvoering van De misantroop van Molière. Verschrikkelijk vond ik dat.’
‘Waar ik haar wel dankbaar voor ben, is dat ze me al op mijn twaalfde Het Achterhuis toeschoof. Het was misschien wel goed dat ik wist dat Anne op het einde doodgaat, want anders was de schok te groot geweest. Het zou geweest zijn alsof ik een vriendin verloor, want tijdens het lezen groeide het gevoel dat ik met Anne tenminste de interessante gesprekken had kunnen voeren die ik bij mijn leeftijdsgenoten miste. Ik herkende me ook in de ergernis die ze over haar moeder kon hebben en voelde me aangesproken door de amoureuze verwikkelingen tussen haar en Peter. Ik was er zelf totaal nog niet aan toe, maar ik was wel constant verliefd en las daar gretig over.’
‘Toen ik het boek uit had, besloot ik onbewust dat ik verwante geesten zoals Anne gewoon wilde terughalen. Mede daarom ging ik historische verhalen schrijven: zodat ik opnieuw verbondenheid kan creëren met mensen die er niet meer zijn. Het is mijn middelvinger naar de tijd en naar de dood.’
‘Anne inspireerde me trouwens ook om zelf een dagboek bij te houden. Haar ‘Liefste Kitty’ werd bij mij ‘Liefste Vicky’, wat een plagiaat, haha.’
“Toen ik het boek uit had, besloot ik onbewust dat ik verwante geesten zoals Anne gewoon wilde terughalen. Mede daarom ging ik historische verhalen schrijven: zodat ik opnieuw verbondenheid kan creëren met mensen die er niet meer zijn. Het is mijn middelvinger naar de tijd en naar de dood.”
4. 'Jane Eyre' – Charlotte Brontë
‘Dankzij Het pantheon der Nobelprijswinnaars, een reeks waarop mijn ouders geabonneerd waren, ontdekte ik veel klassiekers te vroeg en met rode oortjes. In hun kast stond ook Jane Eyre, mijn eeuwige coming-of-age-roman. Sinds mijn eerste kennismaking ermee, op mijn veertiende, heb ik het zeker vier keer herlezen. Telkens werd ik geraakt door andere elementen.’
‘Bij de eerste lezing keek ik vooral op naar dat vrijgevochten, alweer daadkrachtige meisje dat haar innerlijke wereld met mij deelde. De dood van haar beste vriendin Helen Burns is zo sober beschreven – ze vallen hand in hand in slaap en de volgende ochtend is Helen dood – dat het me recht in mijn maag raakte.’
‘Later deed de krankzinnige Bertha me nadenken over de mentale kwellingen van de mens, en raakte ik begeesterd door Janes passionele liefde voor Mister Rochester. Hij is mee verantwoordelijk voor het feit dat ik jarenlang gefascineerd ben geweest door ongrijpbare, weerbarstige mannen. Ik ben er intussen van genezen, maar ik hou nog altijd van Brontë’s sensuele beschrijvingen. Ook in mijn eigen werk wil ik dat je alles kunt voelen en ruiken.’
‘Jane Eyre is ontzettend knap geschreven, zonder overdadig of moraliserend te zijn, wat je misschien toch verwacht van 19de-eeuws werk. Je kunt ook bijna niet geloven dat een vrouw uit die tijd zo voor zichzelf opkomt, dat inspireerde mij enorm. Toen ik als zeventienjarige in Yorkshire was, zocht ik het graf van Charlotte Brontë op. Het besef dat ik nooit dichter bij haar en Jane zou komen greep me echt bij mijn nekvel.’
5. 'Een welopgevoed meisje' – Simone de Beauvoir
‘Aan het graf van Simone de Beauvoir in Parijs liet ik al vaak een briefje achter met daarop “Merci, Simone”. Het klinkt idolaat, maar ik ben enorm gepakt door haar persoon en oeuvre sinds ik op mijn zeventiende Een welopgevoed meisje las, het eerste deel van haar memoires. Het was voor mij een totale revelatie.’
‘Ze beschrijft eerst en vooral hoe ze zich wil ontworstelen aan haar verstikkende bourgeoismilieu. Het heeft iets arrogants dat ze zich beter voelt dan de conservatievelingen uit haar omgeving, maar je pikt die arrogantie omdat ze tegelijk heel ontwapenend vertelt en bijvoorbeeld haar lage zelfbeeld analyseert.’
‘Zelf zal ik nooit schrijven over mijn eigen worstelingen of trauma’s, dat zit te dicht op mijn vel. Anders dan De Beauvoir geloof ik niet dat schrijven een persoonlijke herstelfunctie heeft, al helpt het me wel om vat te krijgen op deze soms onbevattelijke wereld.’
‘In mijn vak ben ik wel even ambitieus als mijn Franse voorbeeld. Net als zij wist ik al in mijn jonge jaren dat ik koste wat het kost boeken zou maken. Toen ik onlangs mijn epistels aan die lieve Vicky herlas, vond ik uitroepen terug als: “Ik word een beroemde schrijfster! Niets zal mij tegenhouden!”. Het is bijna gênant, maar nu ik oud genoeg ben om met afstand naar dat kind in mijzelf te kijken, vind ik het wel grappig.’
“Zelf zal ik nooit schrijven over mijn eigen worstelingen of trauma’s, dat zit te dicht op mijn vel. Anders dan De Beauvoir geloof ik niet dat schrijven een persoonlijke herstelfunctie heeft, al helpt het me wel om vat te krijgen op deze soms onbevattelijke wereld.”
Deel dit artikel: