De vijf van Bouke Billiet
'I read a book one day and my whole life was changed', zei auteur Orhan Pamuk ooit. Dat boeken een impact kunnen hebben, ervaren veel lezers. Maar sommige beïnvloeden, sturen of bepalen zelfs je leven. Journaliste Katrien Steyaert peilt voor deze reeks naar de 'beste vijf' van auteurs en illustratoren. Met welke boeken groeiden ze op en met welke worden ze oud? Deze keer: schrijver Bouke Billiet.
door Katrien Steyaert
1. ‘Het vliegende bed met de bomen’ – Erwin Moser, vert. Ernst van Altena
‘Ik heb modderige herinneringen aan mijn kindertijd in Kalken. Mijn zeven jaar oudere zus deed niets liever dan me driloefeningen in de beek te geven, en ik vond dat de max. We groeiden ook op in de nabijheid van kippen en schapen, vandaar mijn eigen boek over Tony, het tegendraadse schaap. Het zijn fantastische, rustgevende dieren, vind ik.’
‘Ze spelen geen hoofdrol in de verhalenbundel Het vliegende bed met de bomen, maar de leefomgeving van hoofdpersonage Hendrik is wel een gelijkaardige, beknopte landbouwsetting met bijvoorbeeld een dikke hamster die ruzie maakt met de muizen. Of met kleine en grote Klaas, twee broers die door een dom idee met paard en kar in de sloot belanden, waarna ze een list moeten verzinnen om hun verzopen aardappelen toch nog aan de man te krijgen.’
‘Zo zit Erwin Mosers boek vol avonturen, die ik nu met veel plezier aan mijn dochter van bijna vijf voorlees. Het doorbreekt de dominantie van Paw Patrol in haar leven volledig! Ze zijn dan ook nooit saai, de verhalen die Opa voor Hendrik bedenkt. Die ligt ziek in bed terwijl de rest van de familie aan het oogsten is. Als kind voelde het alsof ik naast de jongen lag terwijl zijn opa ergens een geheime fles wijn opdiepte – zo knus.’
‘Daarin zat voor mij de troost, want uit zulke boeken sprak voor mij een warmte die ik op een gegeven moment ging missen. Met een zus op internaat en gescheiden ouders – elk opgeslorpt door hun eigen strubbelingen – had ik een eerder eenzame jeugd. Lezen werd mijn escapisme, en is dat altijd gebleven.’
“Uit zulke boeken sprak voor mij een warmte die ik op een gegeven moment ging missen. Met een zus op internaat en gescheiden ouders had ik een eerder eenzame jeugd.”
2. ‘Asterix en de ronde van Gallië’ – René Goscinny, ill. Albert Uderzo
‘Als tiener ervoer ik Gerard Reve, Louis-Ferdinand Céline of Stig Dagerman een beetje als vrienden die zeiden: “Het is allemaal afschuwelijk, maar kom, zet u efkes naast ons.” Andere belangrijke ankerpunten waren de albums van Asterix. Ik had het grote geluk dat er thuis veel boeken, kranten en dus ook strips rondslingerden. De belevenissen van de dappere Galliërs versus de ambitieuze Romeinen waren voor mij altijd een bron van plezier en geruststelling.’
‘Zelfs nu hebben ze nog die uitwerking op het kind in mij. Toen ik vorig jaar door griep geveld was, herlas ik het album waarin Asterix en Obelix uit hun ommuurde dorp breken, een ronde van Gallië maken en uit elke stad iets lekkers meebrengen. Ik blijf al die avonturen, listen en gigantische vechtpartijen onderweg onweerstaanbaar vinden.’
‘Bovendien introduceren Goscinny en Uderzo heel subtiel Idefix. Het hondje huppelt pagina’s lang achter Obelix aan, tot hij in de allerlaatste prentjes voor het eerst blaft. Ik vind het geweldig dat je op die manier een verhaal in een verhaal verstopt, vandaar dat ik ook zo blij ben dat Marjolein Pottie in ons nieuwe prentenboek, Tijd voor feest!, talloze knipogen en details verwerkte.’
‘Die kinderlijke verwondering herken ik heel erg in de heerlijk onschuldige en lichtgeraakte Obelix, maar het meest apprecieer ik Asterix’ enorme dedain voor autoriteit. Van het eigen stamhoofd tot Julius Caesar: hij haalt ze allemaal door de mangel. Ik vind het zeer waardevol dat jonge lezers die kritische zin meekrijgen, want verafgoding is des duivels.’
“Ik had het grote geluk dat er thuis veel boeken, kranten en dus ook strips rondslingerden. De belevenissen van de dappere Galliërs versus de ambitieuze Romeinen waren voor mij altijd een bron van plezier en geruststelling.”
3. ‘Het privéleven van Mao: onthuld door zijn lijfarts’ – Li Zhisui, vert. Jan Braks
‘Mijn leerkracht Nederlands op het Gentse Sint-Lievenscollege had zulke fossiele opvattingen – vandaag zou hij een Vlaams Belanger zijn – en liet ons zulke ouderwetse gedichten vanbuiten leren dat ik uit protest de dikste en sappigste romans ging uitzoeken. Zo ontdekte ik het verslag van Li Zhisui, die twintig jaar lang de lijfarts van Mao was en dus van op de eerste rij intriges aan het hof en in de partijtop meemaakte. Hij ontmaskert de Grote Roerganger als iemand die het bijvoorbeeld geen probleem vond om zijn geslachtsziekte door te geven aan tientallen jonge vrouwen die hij zijn bed in praatte en die daarna de dieperik in gingen.’
‘Natuurlijk probeert Li zijn eigen rol goed te praten en moet je zijn betrouwbaarheid met een korrel zout nemen, maar mijn veertienjarige ik verslónd dit 700 bladzijden dikke boek. Het biedt sowieso een unieke aanvulling op wat we officieel weten. En het beeld van Mao die graag in vervuilde rivieren zwom, zelfs tussen de drollen, geneest je van elke neiging om autoriteit te omarmen.’
‘Mij zette de leeservaring ook op het spoor van mijn studies geschiedenis – waarin je niets anders doet dan machthebbers kritisch onder de loep nemen – en van Primo Levi en andere getuigen van wreedheden. Bad Elements van Ian Buruma, over hoe het Chinezen verging na het Tiananmenprotest (op 4 juni 1989, red.), las ik zelfs ín China. Op mijn 23ste gaf ik daar een jaar Engels op een hogeschool. Ik leed er ontzettend vaak kou, had geen privacy en liep minstens vijf voedselvergiftigingen op, maar die periode was één grote levensles.’
“Mij zette de leeservaring op het spoor van mijn studies geschiedenis – waarin je niets anders doet dan machthebbers kritisch onder de loep nemen.”
4. ‘Catch-22’ – Joseph Heller
‘Dankzij de leesclub die ik oprichtte, kijk ik om de twee, drie maanden samen met vrienden naar het landschap van een roman. Daarbij ziet de ene de bergen terwijl de andere vooral het kabbelende riviertje opmerkt. Daarom hoop ik het op een dag met die vrienden te kunnen hebben over Catch-22, een boek dat jarenlang op mijn nachtkastje lag zodat ik willekeurige pagina’s kon herlezen.’
‘Het speelt zich af tussen 1942 en 1944 op het fictieve eilandje Pianosa, waar Yossarian en zijn collega-soldaten gestationeerd zijn. De schrijver, Joseph Heller, springt heen en weer in de tijd, een beetje zoals David Mitchell dat in zijn kaleidoscopische romans doet, en toch verdwaal je als lezer niet. Ik kan zelfs niet bevatten hoe ze daarin slagen. Maar het knapste vind ik hoe Catch-22 donkerte en humor combineert. Deze roman zit vol absurditeiten waarmee ik ongelooflijk moet lachen, terwijl hij ook het trieste van de condition humaine toont: hoe slagen we erin om zo verstandig te zijn en toch in grote oorlogen te verzeilen?’
‘Yossarian probeert zich er vruchteloos aan te onttrekken, en zet en passant elke opgeblazen generaal in zijn onderbroek. Hij is de luis in de pels, een rol die ik zelf graag speel. Ik werk niet toevallig voor Gents MilieuFront, dat beleidsmakers op hun tekortkomingen wijst, en zelfs binnen de job maak ik het mijn arme coördinator graag lastig.’ (lacht)
‘Ook kritische journalisten, schrijvers en comedians bieden broodnodig tegengif in tijden waarin boeken zoals Catch-22 weer verboden dreigen te worden. Terwijl we meer dan ooit verhalen nodig hebben om te tonen: er is een andere realiteit denkbaar.’
“Het knapste vind ik hoe 'Catch-22' donkerte en humor combineert. Deze roman zit vol absurditeiten waarmee ik ongelooflijk moet lachen, terwijl hij ook het trieste van de condition humaine toont: hoe slagen we erin om zo verstandig te zijn en toch in grote oorlogen te verzeilen?”
5. ‘Het geheim van de schrijver’ – Renate Dorrestein
‘Ik vind het sneu dat ik hier maar één vrouw noem, want ik lees heel graag Jeanette Winterson, Hilary Mantel en Joke van Leeuwen. Maar Renate Dorrestein mag hen allemaal vertegenwoordigen. O, ik hou zoveel van Renate! Ik vernoemde zelfs deel één van mijn debuut naar haar eerste boek, Buitenstaanders. Later kreeg ik van mijn vader, die zelf dichter is, Een sterke man. Daarin bewijst ze opnieuw haar taalvirtuositeit, openhartigheid en meedogenloosheid, ook voor zichzelf. Ze hangt niet de essayist of moraalfilosoof uit, maar laat het verhaal tot zijn recht komen. Wat de boodschap – dat mannen complete losers zijn – alleen maar versterkt.’ (lacht)
‘Dorresteins non-fictieboek Het geheim van de schrijver gaf me dat inzicht: hou in elke roman de vaart erin, het is een cadeau aan je lezer, net als humor en een uitgebeende stijl. Zo waarschuwt ze me: “Makker, je kunt zorgen dat je de literatuur serieus genoeg neemt om geen brol af te leveren!” Tegelijk bevestigt ze me dat ik veel tijd aan dat schrijftafeltje in de woonkamer mag doorbrengen, zelfs als ik twijfel of ik niet beter bomen plant of iets leuks doe met mijn dochter. Op dit moment heb ik al zeventig bladzijden notities voor iets nieuws voor volwassenen, wie weet wordt het een roman.’
‘Het geheim van de schrijver ligt hoe dan ook klaar, maar dit naslagwerk biedt ook voor niet-schrijvers een meeslepende blik achter de schermen. Plus: het kan een opstap zijn naar Dorresteins vaak onderschatte fictie. Onterecht, want ze doet me bij elke herlezing enorm lachen én brengt vastgeroeste ideeën aan het wankelen. Dát vind ik grote literatuur.’
“Dorresteins non-fictieboek gaf me dit inzicht: hou in elke roman de vaart erin, het is een cadeau aan je lezer, net als humor en een uitgebeende stijl. Zo waarschuwt ze me: 'Makker, je kunt zorgen dat je de literatuur serieus genoeg neemt om geen brol af te leveren!'”